Nieuw record
Vorige week tikte ’s werelds belangrijkste aandelenindex, de S&P 500, even zijn hoogste punt ooit aan. Uiteindelijk bleef de index er vlak onder steken. Dat terwijl bijvoorbeeld de Nasdaq, dankzij de vele technologiefondsen in deze index, de oude top inmiddels al lang achter zich heeft gelaten. In ons eigen land staat de AEX-index dit jaar nog op een verlies van 7 procent. Daarmee blijft deze index wat achter op zijn Amerikaanse broers maar ook de AEX heeft een opmerkelijk herstel laten zien sinds de bodem van maart. De beurzen zijn sinds dit vroege voorjaar dus grotendeels of zelfs geheel hersteld van de historische dreun. Een herstel dat door veel deskundigen met stijgende verbazing wordt aanschouwd.
Losgeraakt van de economie
Want is het niet zo dat er in de Verenigde Staten sprake is van een record aantal werklozen, is de economische groei niet historisch ingezakt, blijft het aantal virusbesmettingen maar oplopen en hebben de aandelen niet een waardering bereikt die we sinds de beruchte dot-com-bubble niet meer gezien hebben? Het zingt al lange tijd rond, de financiële markten zijn losgeraakt van de onderliggende economische fundamenten. Vroeg of laat moet er wel een enorme klap volgen. Vooral veel nieuwe onervaren beleggers lijken rechtstreeks in de fuik van een overgewaardeerde beurs te lopen met alle vervelende gevolgen van dien.
Harde cijfers ter nuancering
Maar enige nuance is wellicht op zijn plaats. Natuurlijk, aandelen lijken historisch duur en met een mogelijke oplaaiende tweede golf van het virus lijkt er weinig verbeelding nodig een hete herfst op de beurs te voorzien. Komen immers de historisch mindere beursmaanden september en oktober er niet aan? Het is in dit kader misschien goed om tegen al deze overwegend sombere sentimenten eens wat harde cijfers in te brengen die een andere taal lijken te spreken.
Bedrijfsresultaten vallen mee
Zo loopt de stroom van kwartaalrapportages van de bedrijven op zijn eind. En ziedaar, in de Verenigde Staten blijken toch 83 procent van de bedrijven uit de S&P 500 hun winstverwachtingen te hebben overtroffen. En belangrijker, 64 procent van de bedrijven rapporteerde een hoger dan verwachte omzet. Natuurlijk, de verwachtingen waren in verband met de coronacrisis zeker niet aan de hoge kant. Maar werd er bij aanvang van het cijferseizoen nog gerekend op een winstdaling van ruim 43 procent, het bleek tot op heden mee te vallen met een afname van 33 procent. Een ander opmerkelijk feit was dat niet de toonaangevende technologiefondsen, maar de industriële bedrijven – van nature meer gevoelig voor de economische cyclus – het beste uit de hoek kwamen.
Rentecurve
Niet alleen de bedrijfsresultaten vielen mee, maar ook op de obligatiemarkt was er van enige ontspanning sprake. Zo liep in de Verenigde Staten de rente op langlopende staatsleningen voor het eerst sinds tijden wat op. Met als gevolg een stijgende rentecurve. Een teken dat ook de meer professionele obligatiemarkt een – in iedere geval klein – economisch herstel aan het inprijzen is. Nu is het de laatste tijd mode om je zorgen te maken over een oplopende inflatie. Zeker gezien de enorme hoeveelheden geld die er de laatste maanden is bijgedrukt. Ondanks de enigszins oplopende inflatie bevindt deze zich echter nog steeds duidelijk onder de doelstelling van de centrale bank. Zeker wanneer men in acht neemt dat de Amerikaanse overheid een record hoeveelheid aan geld heeft opgehaald om de fors opgelopen tekorten te kunnen dekken. Bedenk bovendien dat de reële rente in de Verenigde Staten nog steeds duidelijk negatief is.
Economische cijfers vallen niet tegen
De dalende dollar zou een probleem zijn. Is dat zo? Voor de Amerikaanse economie lijkt een zwakkere dollar juist een zegen. En bovendien een teken dat de stress op de markten is afgenomen. Want neemt de dollar doorgaans niet juist in waarde toe wanneer het spannend wordt op de beurs? Een andere zorg waren de “tegenvallende” detailhandelsverkopen. Wanneer de automobielsector en benzine uit deze cijfers worden weggelaten blijkt dat echter nog wel mee te vallen. Ook de Citi Economic Surprise Index, die macro-economische cijfers meet ten opzichte van de verwachting, bleek de laatste maanden verticaal te gaan. Omhoog wel te verstaan.
Sentiment van beleggers niet zo euforisch
En last-but-not-least blijkt het sentiment onder beleggers lang niet zo laaiend optimistisch als in de media vaak wordt verondersteld. Slechts 30 procent van de beleggers blijkt optimistisch gestemd, historisch ver beneden wat normaal zou zijn bij een beurs die “hoog” staat. Het aantal somber gestemde beleggers is daarentegen opmerkelijk hoog gezien de stand van de beurs. De Yale Crash Confidence index duidt juist op een breed gedeelde verwachting onder beleggers dat ze meer dan ooit op hun hoede zijn voor een crash. Iets wat de verhalen over de Robinhood Day Traders – een categorie nieuwe beleggers die niet gehinderd door enige kennis van zaken hun spaargeld de beurs inpompt – relativeert. Met andere woorden, aandelen zijn historisch duur, jawel. De rente is daarentegen echter historisch laag en de economische cijfers relativeren de breed gedeelde economische somberheid onder veel deskundigen. Wellicht heeft 2020 nog meer verrassingen in petto voor beleggers. En deze keer wat minder somber.