In de semi-autonome regio Koerdistan in Irak is een belangrijke smokkeloperatie aan het licht gekomen waarbij olie naar Iran en Turkije wordt vervoerd.
Deze clandestiene activiteit is sterk toegenomen na de sluiting van een officiële exportpijpleiding vorig jaar. Naar verluidt vervoeren meer dan 1.000 tankers dagelijks minstens 200.000 vaten olie, goed voor ongeveer 200 miljoen dollar per maand.
Deze omvangrijke onofficiële export is volgens Iraakse functionarissen een van de redenen waarom Irak moeite heeft om zich te houden aan de productiebeperkingen die met het oliekartel OPEC zijn afgesproken. Het Iraakse olieministerie heeft deze handel niet gesanctioneerd en SOMO is de enige erkende entiteit die gemachtigd is om Iraakse ruwe olie te verkopen.
De woordvoerder van het Iraakse olieministerie, Assim Jihad, verklaarde dat de regering geen precieze gegevens heeft over de hoeveelheid olie die wordt gesmokkeld. Jim Krane van het Baker Institute van Rice University gaf commentaar op de uitdaging om OPEC's geduld voor smokkelactiviteiten af te dwingen.
De VS beoordeelt of de handel economische sancties tegen Iran schendt, waarbij een Amerikaanse functionaris aangaf dat het handhaven van sancties een regelmatig terugkerend onderwerp van gesprek is met de partners. Het Amerikaanse ministerie van Financiën en het ministerie van Buitenlandse Zaken hebben geen verdere details over deze beoordelingen verstrekt.
Voorafgaand aan de sluiting van de pijplijn exporteerde Koerdistan het grootste deel van zijn ruwe olie via de Irak-Turkije-pijplijn, die in maart 2023 werd stilgelegd als gevolg van een uitspraak van een internationaal tribunaal ten gunste van de Iraakse federale regering. Deze juridische en financiële onzekerheid heeft geleid tot een verlegging van de olie-export via tankers naar buurlanden, een handel die dit jaar is toegenomen.
Lokale functionarissen hebben hun bezorgdheid geuit over het feit dat de opbrengsten van deze handel niet worden opgenomen in de boekhouding van de Koerdische regionale regering, ondanks de financiële problemen van de regio. Het Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen van de KRG, dat verantwoordelijk is voor het toezicht op de oliehandel, heeft geen woordvoerder en reageerde niet op vragen.
De ruwe olie wordt door oliemaatschappijen in Koerdistan aan lokale kopers verkocht tegen ruwweg de helft van de wereldprijs, tussen de 30 en 40 dollar per vat. Deze kopers verkopen de olie vervolgens via tussenpersonen voor de export, vaak zonder medeweten van de producenten.
Grote internationale oliemaatschappijen hebben het grootste deel van de olieproductie in Koerdistan in handen. Bedrijven als DNO (OL:DNO) ASA, Genel Energy en Gulf Keystone Petroleum maken bekend dat ze ruwe olie in Koerdistan verkopen tegen gereduceerde prijzen.
De gesmokkelde olie bereikt Iran voornamelijk via officiële Iraakse grensovergangen en wordt vervolgens verscheept vanuit Iraanse havens of over de weg vervoerd naar Afghanistan en Pakistan. De exacte voordelen voor Iran van deze regeling blijven onduidelijk.
De handel wordt gezien als onderdeel van een langdurige zwarte oliehandel in Irak, waarbij politieke elites naar verluidt profiteren van de operaties. Terwijl Koerdische functionarissen de sluiting van de pijplijn aanhalen als drijvende kracht achter de handel, suggereerde een hoge Iraakse parlementsfunctionaris dat Bagdad zich onthoudt van publieke kritiek om escalatie van de geschillen met Erbil te voorkomen.
Terwijl de smokkel doorgaat, heeft de toestroom van tankwagens op de snelwegen geleid tot meer verkeer en ongelukken, wat frustraties veroorzaakt bij de lokale bewoners. Rashid Dalak, die zijn broer verloor bij een botsing met een tanker, betreurde de impact van de handel op de gemeenschap en wees op het ontbreken van financiële voordelen voor degenen die getroffen worden door het tankerverkeer.
Reuters heeft bijgedragen aan dit artikel.Dit artikel is vertaald met behulp van kunstmatige intelligentie. Raadpleeg voor meer informatie onze gebruiksvoorwaarden.