Jerome Powell, de voorzitter van de Amerikaanse Centrale Bank, maakte gisteren tijdens een presentatie voor het Huis van Afgevaardigden een einde aan de speculaties omtrent de renteverhoging die de Fed deze maand doorvoert. Gezien de sterke arbeidsmarkt en een inflatie die veel hoger is dan de gewenste twee procent, én rekening houdend met de onzekerheid veroorzaakt door de Russische invasie in Oekraïne, vindt hij het gepast de beleidsrente met een kwartje, ofwel 25 basispunten, te verhogen.
Dat is een geruststellende boodschap omdat Powell daarmee impliciet aangeeft dat hij verwacht dat de economische schade van de oorlog in de Oekraïne voor de Verenigde Staten mee zal vallen. Daarnaast neemt hij de angst voor een mogelijke renteverhoging van 50 basispunten, waar tot voor kort nog serieus rekening mee werd gehouden, weg. Later dit jaar zou hij overigens wel bereid zijn om een tandje bij te zetten, mocht de inflatie minder snel afnemen dan verwacht, maar verder dan dat laat hij zich nog niet in de kaart kijken. Kijken we naar de geldmarkt, dan zien we dat die momenteel 125-150 basispunten aan renteverhogingen dit jaar inprijst, wat tot voor kort nog 175 basispunten was. Wat betreft de timing en het tempo van de geplande afbouw van de balans van de Fed, die de afgelopen jaren opgelopen is tot bijna 9.000 miljard dollar, is nog geen beslissing genomen. Wel meldde Powell dat dat op een voorspelbare wijze zal gebeuren door niet steeds de hele opbrengst van de vrijvallende obligaties te herinvesteren.
Voor beleggers betekenen de woorden iets minder onzekerheid en per saldo een positieve boodschap. Ondanks dat de tienjaarsrente in de Verenigde Staten van 1,72 procent opveerde naar 1,87 procent (tot voor kort nog op 2,05 procent) hadden de aandelenbelegger op Wall Street er schik in. De Dow Jones, S&P 500 en Nasdaq stegen met respectievelijk 1,79 procent, 1,86 procent en 1,62 procent.
De ADP banencijfers kwamen overigens hoger uit dan verwacht. Zo kwamen er in de maand februari 475.000 nieuwe banen bij ten opzichte van een verwachting van 400.000. Het cijfer van januari werd zelfs bijgesteld van een min van 301.000 banen naar een plus van 509.000 banen. Maar een dergelijke cijferbrij geeft wel enigszins te denken…
De OPEC+ bijeenkomst, waar ook Rusland in vertegenwoordigd is, was slechts een formaliteit die binnen tien minuten werd afgerond. Zoals verwacht gaat de OPEC+ tot 400.000 vaten per dag extra oppompen, als ze dat al lukt, want een groot deel van de Russische export zal wegvallen. Officieel zijn daar geen sancties ingesteld, maar er zijn bijvoorbeeld steeds minder rederijen die hun tankers zonder oorlogsverzekering naar Rusland durven of willen sturen om olie op te halen. Naar schatting zal daardoor de Russische olie export met een kwart, ofwel 2 miljoen vaten per dag, dalen. Liever haalt men de olie uit het Midden-Oosten of de Verenigde Staten, wat gelijk ook een gedeelte van de forse stijging van de olieprijs verklaart. Olie uit Rusland wordt vandaag de dag verhandeld met een discount 18 dollar ten opzichte van de Brent.
Russische aandelen zo goed als afgeschreven
Intussen zijn de Russische aandelen tot pennystocks geminimaliseerd. De beurs van Moskou zit al dagenlang dicht en op de beurs van London, waar nog wel gehandeld kon worden, hebben deze de afgelopen twee weken meer dan 90 procent van hun waarde ingeleverd. Gisteravond kondigden de twee toonaangevende indexbouwers MSCI en FTSE Russel aan Russische aandelen uit hun indices te schrappen. Naar verwachting zullen meer volgen. In principe heeft de financiële wereld daarmee de Russische aandelen tot 0 afgeschreven. Veel Oost-Europa fondsen met een grote blootstelling op Rusland gingen eerder in de week al dicht omdat het te moeilijk was om een eerlijke koers op te maken. Uitstappen voor hun beleggers is dus niet meer te doen. Het doet terugdenken de taferelen van de gevolgen van de kredietcrisis. Risico en rendement, het blijkt weer eens onlosmakelijk met elkaar verbonden.