Geschreven in het Engels voor www.Investing.com op 30 mei 2018
De olieprijzen zakten vorige week en zijn deze week blijven dalen nadat Saoedi-Arabië en Rusland aankondigden dat de OPEC en haar niet-OPEC partners (samen OPEC+ genoemd) zouden overwegen de productie te verhogen. De olieministers van de VAE, Koeweit en Saoedi-Arabië hebben afgesproken dit weekend in Koeweit de mogelijkheden te bespreken.
Sommigen schrijven deze acties toe aan de druk van de Amerikaanse president Donald Trump, die in april tweette dat de OPEC schuld had aan de hogere olie- en benzineprijzen. Vorige week probeerden Democraten in de Amerikaanse Senaat president Trump de schuld te geven van de hoge olieprijzen en zeiden dat hij zich niet hard genoeg opstelde tegenover de OPEC.
Twee dagen later kondigden Rusland en Saoedi-Arabië aan dat ze, na informele gesprekken in de marge van het internationale economische forum in St. Petersburg, zouden overwegen de olieproductie op te trekken naar een nog nader te bepalen niveau, bekend te maken op de geplande OPEC-bijeenkomst in juni. Oliefutures begonnen onmiddellijk te dalen en de prijzen zakten tijdens de rest van de vrijdaghandel.
Tijdens de formele bijeenkomst in Sint-Petersburg gaf de OPEC-secretaris Mohammad Barkindo een knipoog naar president Trump en zei: "Wij zijn er trots op de Verenigde Staten als vriend te hebben." Hij herinnerde iedereen eraan dat de Verenigde Staten in het verleden al vaker de OPEC verzocht had de olieproductie te verhogen om de prijzen te verlagen. Wat Barkindo niet zei, was dat OPEC+ de productie ook dit keer zal verhogen na opmerkingen van Amerikaanse overheidsfunctionarissen. Amerikaanse ambtenaren waren overigens niet de eersten die bij de OPEC klaagden over de stijgende olieprijzen. India was één van de eerste landen die in mei Saoedi-Arabië aanspraken op de zorgwekkend snel stijgende prijzen.
In plaats van aan te nemen dat de OPEC+ buigt voor druk vanuit de Verenigde Staten en andere olie-importerende landen, moeten market watchers zich afvragen: Welke onderliggende motieven hebben de OPEC+ landen om de olieproductie op te voeren?
Tenzij deze olieproducerende landen militaire of economische vergelding vrezen vanuit de VS, of andere economische consequenties, trekken zij zich over het algemeen niet veel aan van tweets van Amerikaanse politici of demonstraties bij een tankstation op Capitol Hill. De olieproducerende landen kijken in de allereerste plaats naar hun eigen belangen - hun inkomsten, de gezondheid van hun eigen olie-industrie en hun eigen binnenlandse politieke situatie.
Binnen de groep van OPEC+ landen speelt ook de factor van de groepssolidariteit. Door de groep bij elkaar te houden krijgen de leiders (Saoedi-Arabië en Rusland) meer macht. Daarom is de belangrijkste reden die de OPEC+ heeft voor een lichte toename van de productie dat men de originele overeenkomst voor productieregulering in stand wil houden, met alle protocollen voor het implementeren en handhaven van dat beleid die daar bij horen.
Sinds mei 2017 hebben een aantal landen gedreigd uit de overeenkomst te stappen. Sommigen hebben speciale toestemming gevraagd om meer olie te kunnen produceren. Onder deze landen vallen Kazachstan, Irak, Ecuador en Rusland. Saoedi-Arabië en andere OPEC-zwaargewichten willen de OPEC+ groep bij elkaar houden. Met name de VAE heeft hard zijn best gedaan om de groep te institutionaliseren. Hoe groter de groep, hoe meer kans ze heeft om de markt te beïnvloeden. Daarom is het belangrijk dat Rusland, Kazachstan en Mexico niet weglopen.
De OPEC + heeft technisch gezien meer in de productie gesneden dan de oorspronkelijke overeenkomst voor ogen had. De groep wordt nu geconfronteerd met de mogelijkheid dat er nog meer olie van de markt zal gaan, aangezien de VS opnieuw sancties tegen Iran instelt en de productie in Venezuela verder afzakt. Met dit in gedachten kan OPEC+ een aantal producenten met reservecapaciteit toestaan om de productie te verhogen en tegelijkertijd toch de overeenkomst intact houden. De olieprijzen zouden licht dalen, maar zeer zeker niet tot de niveaus die gezien werden gedurende de topproductiejaren 2015 en 2016.
Amerikaanse politici die op Memorial Day klagen over een stijging van 20 cent van de benzineprijs staan niet hoog op hun lijst met zorgen. Aan de andere kant is het verstandig van Barkindo in zijn opmerkingen naar de Verenigde Staten te verwijzen; niet zo zeer omdat het de OPEC-besluitvorming beïnvloedt, maar omdat het de goede betrekkingen met de Verenigde Staten bevordert.
Politici in de VS kunnen dit nu als een persoonlijke overwinning opeisen, en tegelijkertijd maakt het Barkindo en de OPEC in feite alleen maar machtiger, omdat Amerikaanse politici ondanks de stijgende olieproductie in eigen land nog steeds bij de OPEC aan moeten kloppen om een prijsdaling te vragen.
Het is duidelijk: iedereen speelt hier zijn eigen spel, zowel naar elkaar toe als naar de media. Market watchers moeten echter door alle retoriek heen kijken om intelligente beslissingen te kunnen nemen over de toekomstige beweging van de markt.