Tijdens hun laatste vergadering op 11 en 12 juni erkenden functionarissen van de Federal Reserve tekenen van een afkoelende Amerikaanse economie en een afnemende prijsdruk. De op woensdag gepubliceerde notulen lieten een zwakke consumentenprijsindex (CPI) voor mei zien, wat bijdroeg aan de opvatting dat de inflatie afneemt. Ondanks deze observaties bleven de beleidsmakers een voorzichtige houding aannemen en kozen ze ervoor om meer gegevens af te wachten alvorens renteverlagingen te overwegen.
De beleidsmakers merkten op dat de economische groei geleidelijk leek te vertragen en dat de huidige beleidskoers restrictief zou kunnen zijn, waardoor de economische activiteit en de inflatie verder zouden kunnen afnemen. De beslissing om de federal funds rate te handhaven tussen 5,25%-5,50%, ongewijzigd voor een jaar, werd beïnvloed door de langzamer dan verwachte vooruitgang in het terugdringen van de inflatie sinds december.
Sommige functionarissen bepleitten geduld alvorens de rente aan te passen, terwijl verschillende anderen de mogelijkheid opperden om de rente te verhogen als de inflatie onverwacht zou oplopen. De publicatie op 12 juni van gegevens waaruit bleek dat de CPI op maandbasis in mei niet was gestegen, speelde een rol in deze beraadslagingen, hoewel dit laat in de vergadering plaatsvond.
Vooruitblikkend staat de volgende beleidsvergadering van de Fed gepland voor 30-31 juli, waar de rente naar verwachting ongewijzigd zal blijven. Ambtenaren krijgen de gelegenheid om het werkgelegenheidsrapport van juni, de CPI-gegevens van juni die op 11 juli worden gepubliceerd en een eerste schatting van de economische groei in het tweede kwartaal op 25 juli te bekijken voordat ze verdere beleidsbeslissingen nemen.
Reuters heeft bijgedragen aan dit artikel.Dit artikel is vertaald met behulp van kunstmatige intelligentie. Raadpleeg voor meer informatie onze gebruiksvoorwaarden.