Twee verschillende verhalen
Sinds de bodem van maart is de S&P 500-index al weer met 32 procent gestegen. Overal worden de lockdowns versoepeld en de economische cijfers worden stilaan minder slecht. De economie zal op korte termijn zeker nog niet gaan floreren als in de periode voor de uitbraak van het virus, maar lijkt de slechtste fase achter zich te hebben gelaten. Is de opluchting onder beleggers terecht? Dat is de vraag. De obligatiemarkt spreekt namelijk een heel andere taal. Nadat de rente op 10-jaars staatsleningen in de Verenigde Staten in maart een All Time Low van 0,54 procent bereikten is deze sindsdien nauwelijks gestegen. De huidige rente op de US Treasuries bedraagt 0,69 procent. De markt houdt zelfs rekening met een mogelijke verdere verlaging van de rente door de Federal Reserve Board.
Obligaties gaan hun eigen weg
Aandelen en obligaties vertellen dus een afwijkend verhaal en dat is vreemd. Vroeger betekende een stijgende rente steevast onheil voor aandelenbeleggers. Omgekeerd werd een rentedaling met gejuich begroet. Sinds de financiële crisis van 2008 is dat echter niet meer het geval. Wanneer de rente eenmaal in de buurt van het nulpunt staat wordt iedere stijging eerder als gunstig gezien. Het duidt op een terugkeer naar een meer normale situatie. Zo bewogen de rente en de aandelen sinds de kredietcrisis altijd in dezelfde richting. Stijgende aandelenkoersen gingen gepaard met een oplopende rente. Gedurende het herstel sinds maart is dat dus opeens niet meer het geval.
Inflatieverwachting zakt snel
Wat probeert de obligatiemarkt ons hier mee te zeggen? Dat de inflatie voorlopig nog laag zal blijven. Sterker nog, deflatie is zelfs niet uitgesloten. Want hoe valt anders te verklaren dat 30-jarige staatsleningen in de Verenigde Staten slechts 1,3 procent renderen? Toen de economie van de Verenigde Staten voor de crisis nog floreerde had de centrale bank al de grootste moeite de inflatie op een niveau van rond de twee procent te houden. Het is dan ook niet raar dat nu het economisch aanzienlijk minder gaat de inflatie ook snel daalt. De inflatieverwachting voor de komende 30 jaar bedraagt slechts 1,1 procent.
Inflatie bleef weg
De markt negeert daarmee de vele deskundigen die in koor roepen dat het komende economische herstel de inflatie zal gaan opjagen. De enorme hoeveelheden geld die wereldwijd in de economie worden gepompt zouden onvermijdelijk tot een zekere mate van geldontwaarding moeten gaan leiden. En dat zou de centrale banken na verloop van tijd verplichten de rente weer te verhogen. Het zou kunnen. Maar dat werd de vorige keer ook beweerd toen de centrale banken de kredietcrisis met grootschalige financiële injecties trachtten de bestrijden. Uit alle macht probeerde men de inflatie naar twee procent te tillen. De inflatie bleef echter weg.
Geen prijsstijging
En nu? De werkloosheid loopt overal hard op. Van een collectieve loonstijging zal dus voorlopig geen sprake zijn. De grondstoffenindex staat op een historisch dieptepunt. De coronacrisis heeft het deflatoire proces van digitalisering van de economie alleen maar versneld. Bedrijven zullen in hun felle overlevingsstrijd eerder de prijzen gaan verlagen dan verhogen. Waar zou die prijsstijging dan vandaan moeten komen? In de Verenigde Staten bedraagt de actuele inflatie momenteel niet meer dan 0,3 procent.
Bullmarket nog niet afgelopen
Het zou zo maar eens kunnen dat die door velen verwachte inflatiegolf voorlopig uit blijft. Sterker, een algehele prijsdaling – deflatie – ligt eerder in de lijn der verwachtingen. De Federal Reserve verzet zich hevig tegen het negatieve rentebeleid van andere centrale banken en zegt dat nooit te willen. “Zeg nooit nooit”, riep Appie Happie echter altijd. Obligatiebeleggers in de Verenigde Staten outperformen de aandelenbeurzen dit jaar. Misschien is de reeds 39-jarige bullmarket in obligaties nog steeds niet ten einde.