De beleggers op Wall Street hadden er gisteren duidelijk even geen zin in. De S&P 500-index daalde met 0,95% en de Nasdaq met 1,51%. Uit onderzoek van de Conference Board bleek dat het consumentenvertrouwen in de Verenigde Staten stevig gedaald is, waarschijnlijk naar aanleiding van de handelsspanningen en de extra importheffingen, die uiteindelijk bij de consument op het bordje komen. De vertrouwensindex daalde van 131,3 in mei naar 121,5 in juni, het laagste niveau sinds september 2017. De deelindex die de verwachtingen voor het komend halfjaar weergeeft, daalde van 105 naar 94,1. Maar beleggers vonden waarschijnlijk een enigszins positieve Powell nog akeliger. De Fed-voorzitter ziet het nog niet zo somber in en volgens hem ziet de groei van de Amerikaanse economie er nog altijd gunstig uit. Voor hem is het dan ook zeker nog geen uitgemaakte zaak of de rente in juli wel verlaagd gaat worden. En dat is natuurlijk tegen het zere been van de aandelenbelegger, die zich de afgelopen jaren steeds meer gedraagt als een goedkope geld junkie.
Goedkoop of duurkoop?
Dat geld nog steeds goedkoop is, bleek gisteren ook weer uit een mega overname. Farmaciebedrijf AbbVie (NYSE:ABBV) koopt voor USD 63 miljard sectorgenoot Allergan (NYSE:AGN). Deze laatste is de producent van het bekende antirimpelmiddel Botox, dat tevens ingezet kan worden om migraine tegen te gaan. Samen worden ze met een omzet van USD 48 miljard de nummer 4 in farmaland. De voorziene besparingen worden begroot op ruim USD 2 miljard per jaar. Desalniettemin kwam de aangekondigde overname van de Botox producent voor de AbbVie beleggers over als een liposuctie behandeling; het aandeel verloor maar liefst 16,25% in de reguliere handel. De prijs die AbbVie voor Allergan wil betalen is fors, een premie van maar liefst 45% bovenop de slotkoers van maandag. Aan de andere kant is het een koopje vergeleken met het mislukte bod van Pfizer in 2016, dat bijna USD 100 miljard extra wilde betalen.
Wachten op de G2
In Europa valt er vandaag weinig beweging op de beurzen te bespeuren. Eigenlijk is iedereen in afwachting van de G20-top aankomende vrijdag en zaterdag. Officieel worden er allerlei zaken als economische groei, ongelijkheid, werkgelegenheid, klimaat, digitale veiligheid en dergelijke besproken. Maar in werkelijkheid draait het om de G2-top, de ontmoeting tussen de Amerikaanse president Trump en zijn Chinese evenknie Xi. De handelsspanningen tussen die twee laten intussen wereldwijd hun sporen na. Aangezien de G20 landen goed zijn voor ongeveer 80% van het wereldwijde GDP hebben ze een groot belang en verantwoordelijkheid om tot een goede oplossing te komen.
Weer is de praktijk echter weerbarstiger dan het op het eerste gezicht lijkt. Trump heeft misschien het handelsprotectionisme dan wel weer op de kaart gezet, maar nieuw en eenzijdig is het zeker niet. Vorig jaar bijvoorbeeld registreerde Global Trade Alert, maar liefst 1.652 handelsbelemmerende maatregelen. Hiertegenover stonden slechts 446 maatregelen die de handel liberaliseerden. Sinds 2008 staat de teller al op 13.571 belemmerende maatregelen en 5.050 stimulerende regelingen. Recentelijk is bij de grootste boosdoeners inderdaad de Verenigde Staten te vinden, maar ook bijvoorbeeld Duitsland en India. De braafste jongetjes van de klas zijn tegenwoordig Rusland, Saudi-Arabië en Zuid-Korea. Het gaat hierbij niet alleen om opgelegde handelstarieven, maar ook om bijvoorbeeld importquota en overheidssubsidies. Zo krijgen de boeren in Europa bijvoorbeeld elk jaar zo’n EUR 50-55 miljard subsidie. En daar kunnen we Trump toch moeilijk de schuld van geven.
De verwachtingen van de top zijn gelukkig laaggespannen. Niemand verwacht dat beide partijen het conflict zomaar eventjes oplossen. Een staakt het vuren zou al mooi zijn. En met de Amerikaanse presidentsverkiezingen in aantocht, is dat misschien ook wel de meest waarschijnlijke uitkomst.