De grootste chipproducent ter wereld deed dit jaar al zeer forse investeringen in onder meer de bouw van nieuwe fabrieken in Japan, Europa en de Verenigde Staten. De Taiwanezen werden er met open armen en forse subsidies onthaald. Japan, Europa en de Verenigde Staten streven hiermee naar de fabricage van, vooral, AI-chips op eigen grondgebied. De afhankelijkheid van chips is voor hen te groot om hier risico mee te lopen. Omdat China telkenmale dreigt de in hun ogen afvallige provincie Taiwan weer in te lijven, is een productie van deze chips in Taiwan niet gegarandeerd. Dit weekend begon China maar weer eens met grootschalige militaire oefeningen rondom Taiwan.
Schijnbaar heeft de warme ontvangst in Japan, Europa en de Verenigde Staten TSMC (NYSE:TSM) gestimuleerd om de investeringen verder op te schroeven. Je moet nu eenmaal ijzer smeden als het heet is. Daarom maakte de Taiwanese wetenschaps- en technologieminister Wu Cheng-wen gistermorgen op Bloomberg TV bekend dat TSMC meer fabrieken zou willen bouwen in Europa. Een tijdsschema werd er echter niet bij gegeven. Ook vertelde hij niet of er bijgebouwd zou worden bij de huidige nieuwe fabriek in Dresden of elders in Europa. Wel zou er nagedacht worden over Tsjechië, hetgeen dicht bij Dresden is, omdat TSMC volgens Wu ook een samenwerking wil aangaan met Tsjechische academici op het gebied van research. Navraag bij TSMC zelf leverde op dat het bedrijf zich zal blijven richten op wereldwijde uitbreidingsprojecten maar nu geen nieuwe investeringsplannen heeft.
Reacties op nieuwe Chinese stimuleringsmaatregelen niet eenduidig
In Europa werd ingetogen gereageerd op de nieuwsfeiten uit China van dit weekend. Afgelopen zaterdag maakte de Chinese minister van Financiën Lan Fo’an aanvullende stimuleringsmaatregelen bekend. Zo zal de Chinese overheid maatregelen nemen om de forse schulden van lokale overheden weg te werken en zal het meer beleid gaan uitrollen om de beroerde vastgoedsector aan te pakken. Maar helaas bleef het hoofdzakelijk bij woorden en werden er zaterdag weinig concrete daden en bedragen bekend gemaakt. Lan probeerde het met een soort van ‘whatever it takes’ zoals ECB-voorzitter Draghi dit uitsprak tijdens de kredietcrisis in Europa. De Chinese minister verzekerde dat ‘de financiën van China voldoende veerkrachtig zijn en dat door het nemen van uitgebreide maatregelen een evenwicht bereikt zal worden tussen de inkomsten en uitgaven en daarmee de jaarlijkse begrotingsdoelstelling gehaald zal worden’.
Door beleggers werd er gezocht naar een reden waarom China uiteindelijk toch voorzichtig en weinig concreet was. Eén van de conclusies was dat China wil wachten met stimuleren totdat bekend is wie de nieuwe president van de Verenigde Staten wordt. Mocht dit Trump worden, dan zou alle (kostbare) stimulans nu weinig zin kunnen hebben. Trump zal de handelsbetrekkingen met China immers snel en fors inperken en de Chinezen hebben deze internationale handelsbetrekkingen hard nodig om uit het slop te geraken. Daarom zou Beijing wachten met het inzetten van de financiële bazooka ter oplossing van de economische problemen tot na de Amerikaanse presidentsverkiezingen op 5 november.
Opvallend is dat in China zelf wel positief werd gereageerd op de maatregelen. De beurs van Shanghai ging 2,1 procent hoger en die in Shenzen 1,5 procent. De meer internationale Hang Seng Index daalde wel, met 0,8 procent. Ook bij de grondstofprijzen werd er verschillend gereageerd. Waar we in Londen de prijzen van industriële metalen zagen dalen gisteren, zo ging bijvoorbeeld de koperprijs 1,1 procent lager, zagen we in China de ijzerertsprijs juist stijgen. Op de Dalian Commodity Exchange stegen de futures 3,2 procent tot 810 yuan per ton en in Singapore steeg de prijs van ijzererts 1,4 procent naar 107,90 dollar per ton. De koersen van Europese luxeproducenten hadden het lastig met de onduidelijke maatregelen van het Chinese ministerie van financiën. Ze raakten gemiddeld zo’n 2 procent kwijt. Opvallend was dat Prosus (AS:PRX), groot in Tencent (HK:0700), wel hoger sloot.
Zondag volgde nog de ontwikkeling van de consumenten- en producentenprijzen. Hieruit blijkt dat China zich zorgen moet maken over de deflatie waar het land nu al zes kwartalen op rij mee te kampen heeft. In september stegen de consumentenprijzen wel, op jaarbasis met 0,4 procent, maar enkel als gevolg van de flink duurdere verse voedingsmiddelen door het slechte weer. Anders waren de consumentenprijzen gedaald. De producentenprijzen in China bleken in september opnieuw te zijn gedaald en zelfs harder dan in de maand ervoor. De daling betrof op jaarbasis 2,8 procent, waar werd gerekend op een afname met 2,5 procent. In augustus daalden de prijzen nog met 1,8 procent en in juni en juli met 0,8 procent. De scherpere afname in september was volgens het Chinese bureau van de statistiek te wijten aan schommelingen in de wereldwijde grondstoffenprijzen en onvoldoende binnenlandse vraag. De export van China blijft wel groeien, al was ook deze afgenomen. De export groeide in september met 2,4 procent op jaarbasis, tegen 8,7 procent een maand eerder. Daarmee groeide de export voor de zesde maand op rij maar lijken de toegenomen Europese importbeperkingen wel invloed te hebben.