De prijs van WTI brak woensdag eindelijk het niveau van $60 nadat het weekrapport van het EIA een daling van 9,6 miljoen vaten olie in Amerikaanse opslag liet zien. Aangezien de schatting van het API op dinsdag veel kleiner was geweest - slechts 2,1 miljoen vaten - was het EIA-nieuws onverwacht.
Maar is deze opwaartse beweging wel duurzaam? Er zijn twee tegengestelde argumenten over de toekomst van de olieprijzen. De een zegt dat de prijzen gestaag omhoog gaan en een ander zegt dat de prijzen naar beneden worden getrokken.
Eerst het pleidooi voor hogere olieprijzen:
De vraag naar olie in de Verenigde Staten en India is groot. Raffinaderijmarges in de VS zijn goed, benzinevoorraden worden opgebruikt, en dat betekent dat zodra het onderhoudsseizoen van de raffinaderij voorbij is, de raffinaderijen op volle toeren zullen draaien en de Amerikaanse voorraden zullen slinken. De Amerikaanse olie-export is ook sterk en groeiende, dus zou ruwe olie de VS moeten verlaten of in de raffinaderijen terecht moeten komen in plaats van de opslag. Ook India lieten de gegevens van februari een stijging van het benzine- en dieselverbruik zien.
Oliesancties tegen Venezuela en Iran hebben ertoe bijgedragen dat een aanzienlijke hoeveelheid olie van de markt is verdwenen die niet door de OPEC wordt vervangen. Saoedi-Arabië snoeit diep in de productie en Irak, Kazachstan, Azerbeidzjan en Rusland hebben afgesproken om tussen nu en juni verder te bezuinigen.
Het buitenlands beleid van president Trump zal waarschijnlijk ook de olieprijzen opdrijven door de oliebronnen verder te elimineren. Eind april zal de regering-Trump besluiten of de vrijstellingen voor de invoer van Iraanse olie door sommige landen mogen worden verlengd. De verwachting is dat, zelfs bij het voortduren van de vrijstellingen, de landen beperkt zullen worden in de hoeveelheid Iraanse olie die zij kunnen invoeren. De regering-Trump wil daarnaast ook de sancties tegen Venezuela aanscherpen, met name door de hoeveelheid olie in te perken die dat land naar India stuurt.
In dit perspectief zal zelfs de groeiende olieproductie van Amerika niet genoeg zijn om de stijgende olieprijzen in de lente en de zomer tegen te houden.
Het pleidooi voor lagere olieprijzen:
De Amerikaanse economische gegevens wijzen op een sterke vraag, maar de Europese en Chinese economische gegevens vertellen een ander verhaal. De Europese vraag naar olie blijft normaal gesproken stabiel, maar recente gegevens wijzen erop dat de vraag in heel Europa juist daalt. Significante dalingen zijn waargenomen in Duitsland en Frankrijk, evenals kleinere dalingen in het Verenigd Koninkrijk, Italië en Nederland. Uit de gegevens van december 2018 blijkt dat de vraag in heel Europa met 755.000 vaten per dag is gedaald.
Ook de Chinese vraag naar olie is een bron van zorg. Nauwkeurige gegevens uit China zijn moeilijk te verkrijgen, maar een van de meest bekeken economische indicatoren is de productieactiviteit. In februari is deze vertraagd, voor de derde opeenvolgende maand. Ook de totale export van Zuid-Korea is in februari gedaald, wat erop wijst dat deze zwakke punten zich over de hele regio verspreiden.
De oliemarkten zien de zwakke productieactiviteit en exportgegevens uit Azië als een negatief signaal, en als gevolg daarvan zijn de olieprijzen geneigd om te dalen. Als de VS en China niet snel tot een handelsovereenkomst komen, dan kan de Chinese economie nog verder verslechteren.
Door de achterblijvende vraag worden de productieverlagingen van OPEC en zijn niet-OPEC-partners in wezen geneutraliseerd. Aangezien er niets is dat de productie in de VS stopt, zouden de oliemarkten voor de rest van 2019 gemakkelijk overbevoorraad kunnen blijven.
De vraag is nu: welk van deze twee scenario’s zal de markt gaan volgen?