Olierally
Voor een vat Brent olie wordt dezer dagen 94 dollar neergeteld. Drie maanden geleden was dit nog 71 dollar. Een stijging van 32 procent die voor de nodige nervositeit op de financiële markten zorgt. Op de achterliggende oorzaken van deze opleving van de olieprijs zijn we in ons beursbericht van vorige week reeds ingegaan. Deze keer meer over de gevolgen voor de economie, de samenleving en de strijd tegen inflatie.
Olieprijs zit centrale bankiers dwars
De forse toename van de olieprijs brengt de centrale bankiers in een lastig parket. Hun strijd tegen de inflatie was de afgelopen 18 maanden redelijk succesvol. De torenhoge inflatie van vorig jaar zomer is fors afgenomen. Daarbij werden de centrale banken flink geholpen door de sterk gedaalde energieprijzen. Aardgas en olie werden fors goedkoper. De laatste twee maanden vertoonde de CPI echter weer een opwaartse trend. De olieprijs was de voornaamste boosdoener.
Kopzorgen
De olieprijs bezorgt niet alleen de centrale bankiers, maar ook de westerse overheden de nodige kopzorgen. Zo diende men het afgelopen jaar alle zeilen bij te zetten om de gevolgen van de prijsstijgingen voor de bevolking zoveel mogelijk te verzachten. De kosten van dit beleid begonnen aardig uit de hand te lopen. Een nieuwe opleving van de energieprijzen komt hen niet zo goed uit. Zo zou het de herverkiezing van president Biden in gevaar kunnen brengen. Voor de gemiddelde Amerikaan bepaalt de prijs aan de pomp voor een groot deel zijn vertrouwen in de economie.
Hardnekkig fossiel
Hoewel de klimaatactivisten het graag anders zien blijft het energiesysteem van de wereld hardnekkig fossiel. Een sterke groei van het aantal elektrische auto’s op de weg, steeds meer windturbines in het landschap, zonnepanelen op de daken en een groeiend gebruik van biobrandstoffen in de lucht- en scheepvaart. De energietransitie naar een schonere en CO2-arme mondiale economie is in volle gang, maar de vraag naar fossiele brandstoffen blijft desondanks hoog. Het Internationaal Energie Agentschap verwacht dat de wereldwijde vraag naar olie dit jaar uitkomt op meer dan 102 miljoen vaten per dag. Dat is bijna 12 procent meer dan 10 jaar geleden.
De vraag naar olie stijgt maar door
Dat terwijl de economische groei in China tot een stilstand lijkt te zijn gekomen en de EU zelfs krimpt. Alleen de economie van de VS stoomt nog door. Men zou een afnemende vraag verwachten. Niets is echter minder waar. Natuurlijk, Saoedi-Arabië en Rusland hebben besloten hun olieproductie te reduceren. Ook de schalie-industrie in de VS maakt nog geen aanstalten de productie op te voeren. Voeg daar de overgang naar alternatieve energiebronnen aan toe en men zou een dalende olieprijs verwachten.
Bevolkingsgroei
De voornaamste oorzaak van de structureel stijgende olieprijs lijkt echter vooral gezocht te moeten worden in de groeiende wereldbevolking. De vraag naar olie is niet zozeer afhankelijk van de stand van de economie, maar meer van de groei van de wereldbevolking. In 2015 werd het Akkoord van Parijs gesloten. Op dat moment telde de wereld 7,4 miljard inwoners. Acht jaar later is de wereldbevolking aangegroeid naar ruim 8 miljard, een groei van 8 procent. De vraag naar olie liep in dezelfde periode ook op met 8 procent. Sinds 2005 zijn beiden met 22 procent gegroeid.
Een Herculeaanse taak
De OPEC kan zijn productie terugschroeven, de VS kunnen voorraden olie uit hun SPR vrijgeven, overheden kunnen wereldwijd enorme bedragen spenderen aan windmolenparken en zonnepanelen, activisten kunnen de A-12 blokkeren. Eén ding verandert er echter niet, de vraag naar olie. Die stijgt gestaag. Net als de prijs aan de pomp voor de consument. En aangezien nagenoeg alles in deze wereld hetzij direct, hetzij indirect tot stand komt met behulp van fossiele brandstoffen, stijgen ook de kosten van het levensonderhoud. Het maakt de poging van de centrale bankiers om de inflatie weer terug te brengen naar 2 procent tot een vrijwel Herculeaanse taak.
Shell vaart wel
Beleggers in olie aandelen hebben er niet zoveel problemen mee. Zo liep de koers van het aandeel Shell (AS:SHEL) in minder dan drie jaar op van 10 euro naar ruim 30 euro nu. Dat is een rendement van ruim 52 procent gemiddeld per jaar, inclusief herbelegde dividenden. Voor de goede orde, de Nasdaq 100-index rendeerde in dezelfde periode 17 procent gemiddeld per jaar (gecorrigeerd voor valuta). Beleggers in Shell zien de wereld toch wat anders dan sommige Nederlandse pensioenfondsen.
Moeilijke keuzes
Een en ander zorgt echter toch voor een dilemma. De wereld verlossen van fossiele brandstoffen is minder eenvoudig dan het op het eerste gezicht lijkt. Onze afhankelijkheid van olie, aardgas en steenkool is nou eenmaal erg groot. De pogingen ertoe leiden ook voor de nodige prijsstijgingen, wat het nog gecompliceerder maakt. Is kernenergie misschien iets?