OSLO (AFN/BLOOMBERG) - Het Noorse staatsinvesteringsfonds moet uit beleggingen in exploratie- en productiebedrijven in de olie- en gasindustrie stappen. Maar geld steken in de grote oliereuzen blijft een optie, zo heeft de regering in Oslo besloten. Zogeheten 'geïntegreerde' bedrijven vallen buiten de ban.
De maatregel is bedoeld om het grootste staatsfonds ter wereld minder kwetsbaar te maken voor schommelingen in de olieprijzen. Die zouden straks zomaar permanent omlaag kunnen gaan onder druk van klimaatrisico's en de toenemende populariteit van hernieuwbare energie.
Noorwegen krijgt al jaren veel geld binnen door olie- en gaswinning in de Noordzee. Met die opbrengsten is het land gaan beleggen. De Noren zitten in duizenden beursgenoteerde bedrijven. De waarde van het fonds ligt momenteel rond de 1000 miljard dollar. Enkele procenten daarvan zijn belegd in olie- en gasbedrijven. De Noren hebben bijvoorbeeld miljarden geïnvesteerd in Shell (AS:RDSa).
Aandeel omlaag
De financiële markten reageerden direct op het nieuws. Het aandeel Shell (AS:RDSa) op de beurs in Amsterdam ging vrijdag tussentijds zo'n 2 procent omlaag. De gang van zaken laat volgens kenners zien dat er sprake is van een veranderend politieke klimaat in Noorwegen, waar de oppositie tegen olie en gas toeneemt. De conservatieve partij van premier Erna Solberg geldt al heel lang als een vriend van de olie-industrie.
Eerder zei de centrale bank van het Scandinavische land overigens dat de Noren er goed aan doen echt te stoppen met het investeren in olie en gas. Maar later klonken er weer andere geluiden. Volgens een belangrijk advies van een door de Noorse overheid aangestelde commissie bood zo'n ingrijpende ban geen garanties. ,,Het is daarom juister om bedrijven te verkopen die olie en gas zoeken en produceren, in plaats van een breed gediversifieerde energiesector van de hand te doen", concludeerde de Noorse minister van Financiën Siv Jensen.