Tijdens de kredietcrisis kreeg de internationale kredietverlening in sommige landen een veel hardere klap dan in andere. Zeker als het crisis is, blijkt het handig om een bank om de hoek te hebben. Zo blijkt uit recent onderzoek van Neeltje van Horen van de Nederlandsche Bank en Ralph de Haas van de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD).
De internationale kredietverlening liep een deuk op door de kredietcrisis, veel meer nog dan de binnenlandse kredietverlening van banken. Opvallend is dat sommige landen harder werden geraakt dan andere landen: banken bouwden hun internationale kredietverlening in sommige landen veel sneller af dan in andere landen. De Haas en Van Horen deden onderzoek om te achterhalen waarom er zulke grote verschillen zijn tussen landen.
Informatie over klanten
De kredietverlening neemt doorgaans af als het economisch tij tegenzit, omdat bedrijven minder investeren en banken voorzichtiger worden met hun kredietverstrekking aangezien de kans op faillissementen en wanbetalingen toeneemt. Als het economisch minder gaat, zoeken banken meer zekerheid over de kredietwaardigheid van hun potentiële klanten. Daarvoor is goede en betrouwbare informatie onontbeerlijk. Maar informatie vergaren is niet altijd en niet overal even gemakkelijk. Verschillende factoren kunnen helpen of juist tegenwerken: de geografische afstand tussen bank en klant, het al dan niet beschikken over een dochteronderneming in het land van de potentiële klant, het al dan niet kunnen samenwerken met locale banken, en tot slot ervaring, want door veelvuldig zaken te doen in een bepaald land, leert een bank om meer gericht informatie te verwerven. Het belang van elk van deze factoren is getest in het onderzoek.
Kredietverlening in zestig landen
Van 118 internationaal opererende banken is de internationale kredietverlening onderzocht. Daarbij is ingezoomd op de markt voor syndicaatsleningen, ofwel leningen die door een consortium van banken verstrekt worden. Voor iedere bank en voor ieder land waarin die bank actief is, is berekend in welke mate de internationale kredietverlening veranderde in het jaar na de ondergang van Lehman Brothers in vergelijking met de periode van vóór de kredietcrisis. Vervolgens is getest welke factoren kunnen verklaren waarom banken hun kredietverlening in het ene land sneller afbouwen dan in het andere land.
Van de 118 onderzochte banken heeft het merendeel haar hoofdkantoor in Westerse landen zoals de VS, het VK en Nederland: de andere banken hebben hun hoofdzetel in opkomende economieën, waaronder China, India en Zuid Afrika. De kredietverlening van deze 118 banken strekt zich uit over zestig landen wereldwijd.
Seinen op rood
Des te verder, des te vager, des te minder: dat lijkt het parool in crisistijden, zo toont het onderzoek. De internationale kredietverlening neemt minder af naarmate een bank dichterbij haar buitenlandse klanten is gevestigd, meer samenwerkt in een netwerk van locale banken en meer ervaring heeft in het land van de potentiële klant. De seinen gaan sneller op rood naarmate de bank verder verwijderd is van het land van de (potentiële) lener, de bank minder ervaring heeft in het land en niet of weinig betrokken is in samenwerkingsverbanden met andere banken in dat land. In die situaties slaagt een internationale bank er minder goed in om voldoende informatie te verwerven over de kredietwaardigheid van de klant en dat zet de kredietverlening onder druk. Dat geldt niet alleen voor nieuwe klanten, maar evenzeer voor klanten waarmee de bank al vaker zaken heeft gedaan.
Opvallende uitzondering vormen de interbancaire leningen: wat banken in crisisdagen bereid zijn te lenen aan andere banken over de grens staat geheel los van factoren als afstand, het hebben van een dochteronderneming, een locaal netwerk, en/of ervaring. Op het dieptepunt van de kredietcrisis was het onderlinge wantrouwen tussen banken zo groot, dat zelfs een lening aan de bank in een buurland te riskant leek.
Dochters
Voor potentiële leners in opkomende economieën maakt de aanwezigheid van een dochteronderneming van een internationale bank een groot verschil: dit beperkt de afname in de internationale kredietverlening tijdens een crisis. Internationale banken die een dochteronderneming hebben in een bepaald land, kunnen dankzij hun eigen mensen ter plekke aan meer informatie komen en dit komt de kredietverlening ten goede. In opkomende economieën is het vaak lastig om 'harde' informatie te verkrijgen, zoals geloofwaardige statistische data, en dan kan 'zachte', locaal verkregen informatie over bijvoorbeeld de bestuurderskwaliteiten van de locale ondernemer een toegevoegde waarde hebben. Opkomende economieën die tijdens een crisis ook verzekerd willen zijn van een stabiele internationale kredietverlening, kunnen daarom het beste hun grenzen open stellen voor dochters van internationale financiële concerns.
Running for the Exit
Van Horen en De Haas doen verslag van de resultaten van hun onderzoek in DNB Working Paper nr. 279: Running for the Exit: international Banks and Crisis Transmission.
Registreer u om meldingen in te stellen voor instrumenten, economische gebeurtenissen en artikelen van de auteurs die u volgt.
Gratis registreren Heeft u al een account? Inloggen
Voeg een reactie toe
Wij raden u aan om reacties te gebruiken om interactie met gebruikers aan te gaan, uw perspectief te delen en vragen te stellen aan auteurs en elkaar. Met het oog op het hoge niveau van conversatie dat wij allemaal waarderen en verwachten te behouden, dient u de volgende criteria in het achterhoofd te houden:
Daders van spam of misbruik zullen van de site worden verwijderd en zijn uitgesloten van toekomstige registratie naar goeddunken van Investing.com.