De Amerikaanse inflatie kwam in de maand februari hoger uit dan waarop economen hadden gerekend, maar al met al waren de cijfers minder slecht dan beleggers hadden gevreesd. Met als gevolg dat alle drie de grote indices op Wall Street met een plus de dag uitgingen. Voor de S&P 500 betekende het alweer de 17e recordslotstand van 2024.
Fraaie winsten dus terwijl de inflatie van 0,3 procent in januari onverwacht versnelde naar 0,4 procent in februari. Op jaarbasis steeg de inflatie van 3,1 procent naar 3,2 procent, waar economen op een onveranderd cijfer hadden gerekend. De kerninflatie, zonder voeding en energie, daalde op jaarbasis van 3,9 naar 3,8 procent, maar ook dat was een tiende procent boven consensus. Verzachtende omstandigheid is dat de hoger dan verwachte inflatiecijfers voor een groot deel het gevolg zijn van de stijging van de benzineprijzen met 3,8 procent en daar hecht de Fed niet het meeste belang aan. Ook viel de huisvestingskostencomponent mee, na een tegenvaller in januari. Beleggers reageerden daarom relaxed op de ogenschijnlijke tegenvaller en houden nog steeds rekening met een eerste renteverlaging door de Fed in juni. Volgens de CME FedWatch Tool is die kans nog altijd 66 procent.
In het kielzog van Amerika lijkt ook Europa zich op te maken voor een eerste renteverlaging in juni. Die hoop werd gisteren althans aangewakkerd door ECB-bestuurder Pierre Wunsch. Volgens deze voorzitter van de Belgische centrale bank zal de ECB op een gegeven moment de rente moeten verlagen vanwege alleen al het feit dat de inflatie de goede kant op beweegt. De ECB zal die gok moeten wagen volgens de Belg, terwijl men er dan nog niet zeker van is dat de inflatie daadwerkelijk naar de gewenste twee procent zal dalen. Woorden van dezelfde strekking werden later nog eens herhaald door zijn Franse collega Villeroy de Galhau. Het risico van te lang wachten met het versoepelen van het monetaire beleid en het onnodig schaden van de economie is in zijn ogen nu op zijn minst gelijk aan te snel handelen en de inflatie te laten opveren.
Geen wonder dat de aandelen van groeibedrijven gisteren een tandje harder liepen dan de rest. Een lagere rente verhoogt immers de waarde van de toekomstige winsten, en van die toekomstige winsten moeten groeibedrijven het juist hebben. De technologie index Nasdaq wist dan ook met een plus van 1,54 procent de dag uit te gaan, terwijl de Dow op een plus van 0,61 procent bleef steken. Maar dit is slechts een deel van het verhaal.
Aan de fraaie plus van de Nasdaq lagen gisteren ook de uitstekende resultaten van softwarebedrijf Oracle (NYSE:ORCL) ten grondslag. Het aandeel steeg met bijna 12 procent op die cijfers. Beleggers waren vooral enthousiast over de vele orders die het softwareconcern voor zijn cloudproducten heeft binnen gehaald. Zo gaat het concern onder meer soevereine clouddatacenters voor landen als Japan, Italië en Saoedi-Arabië bouwen. Het orderboek dikte de afgelopen maanden aan tot boven de 80 miljard dollar, waar analisten op slechts 60 miljard hadden gerekend. Mede dankzij een samenwerking met Nvidia (NASDAQ:NVDA) weet Oracle nu met zijn cloudaanbod flink vooruitgang te boeken om een deel van de cloudcomputingmarkt, die tot nu toe vooral door Amazon (NASDAQ:AMZN), Microsoft (NASDAQ:MSFT) en Alphabet (NASDAQ:GOOGL) beheerst wordt, op te eisen.
Ook voor AI-chipgigant Nvidia waren de goede resultaten een opsteker. Na een paar dagen van koersdaling grepen beleggers hun kans om van de dip te profiteren, misschien mede gedreven door een fear-of-missing-out. Nvidia sloot daardoor dik 7 procent in de plus.