Na vijf maanden op rij stijgende beurzen te hebben gezien, zou er in april zomaar eens een kleine correctie op de loer kunnen liggen. We komen in ieder geval wat stroperig uit de startblokken. De reden hiervoor is de oplopende obligatierente in de Verenigde Staten. Die rente stijgt vanwege de goede economische macrocijfers. Zo zagen we de afgelopen dagen dat zowel de Amerikaanse inkoopmanagersindex van de industrie als de fabrieksorders hoger uitkwamen dan verwacht.
Ook blijft de arbeidsmarkt er uitermate sterk bij liggen; in februari steeg het aantal vacatures zelfs nog licht tot 8,76 miljoen. Er zijn echter wel hier en daar tekenen van afkoeling. De ‘quits rate’, het aantal mensen dat vrijwillig zijn baan opzegt om elders hun heil te zoeken, bleef staan op 2,2 procent, het laagste niveau sinds de coronacrisis. Dat duidt er op dat werkgevers niet meer bereid zijn torenhoge salarissen voor nieuw personeel uit te trekken om daarmee de concurrentie af te troeven. Het zal Powell en de zijnen goed doen.
Het neemt niet weg dat de Amerikaanse tienjaars-rente in twee dagen tijd opliep van 4,21 procent naar nu 4,38 procent, het hoogste niveau van dit jaar. De MOVE Index, de obligatieversie van de VIX, steeg afgelopen maandag met 9 procent. Daarmee is de voor de aandelenmarkt gewenste rust op de obligatiemarkt even weg. Daarbovenop deed stemgerechtigd Fed-member Loretta Mester een duit in het zakje door te stellen dat het hobbelige pad van aanhoudende inflatie een langzame aanpak van mogelijke renteverlagingen vereist. Wie weet heeft ze ook met een schuin oog gekeken naar de gestaag oplopende olieprijzen. Die zijn gisteren naar het hoogste punt in vijf maanden opgeklommen. Alles bij elkaar zorgde het er voor dat zowel de Dow Jones als de Nasdaq een mindere dag kenden en ongeveer een procent inleverden. Dat zegt uiteraard nog niets over het verloop van de rest van de maand. Het komende cijferseizoen zal beleggers de weg moeten wijzen.
Intel maakt ongewild reclame voor de EUV-machines van ASML
De welbekende chipfabrikant Intel (NASDAQ:INTC) maakte gisteravond de nieuwe financiële rapportagestructuur bekend. In het vervolg zal de onderneming resultaten publiceren voor Intel Foundry, de chipfabrieken; Intel Products, de chips voor pc’s, servers en netwerken; Altera, de divisie die programmeerbare chips maakt; en Mobileye, een ontwikkelaar van autonoom rijdende auto systemen waarin Intel een meerderheidsbelang heeft.
De meeste aandacht ging daarbij uit naar de Foundry divisie, aangezien Intel de ambitie heeft in 2030 de één na grootste chipfabrikant ter wereld te zijn, na TSMC (TW:1310). En dat bleek een onaangename reality-check met als gevolg dat beleggers de koers van het aandeel nabeurs 4 procent lager zetten. In de overlegde documenten viel namelijk te lezen dat Intel Foundry vorig jaar een verlies van bijna 7 miljard dollar draaide en dat dat dit jaar nog eens verder op zal lopen. Pas rond 2027 verwacht Intel met deze divisie break-even te draaien.
Fraai voor het Nederlandse ASML (AS:ASML) was de toelichting van CEO Pat Gelsinger bij de presentatie. Hij erkende ruiterlijk dat Intel meer dan een jaar geleden de fout heeft gemaakt om geen gebruik te maken van de EUV machines van ASML. Hoewel die machines meer dan 150 miljoen dollar per stuk kosten, zijn ze veel kostenefficiënter dan de oudere DUV machines. Nu Intel intussen overgestapt is op EUV en gaandeweg de DUV machines zal uit faseren zal het concern steeds concurrerender worden op het gebied van prijs en prestaties en hoopt men de weg terug naar marktleiderschap te vinden. Niet voor niets heeft Intel als eerste de nieuwste high-NA EUV machines bij ASML besteld, waarvan de eersten in de loop van dit jaar worden geleverd. De concurrentiestrijd is fel en met deze zet kan Intel in ieder geval de huidige achterstand in een (tijdelijke) technologische voorsprong ombuigen. Intel Foundry hoopt dan ook in 2030 een operationele winstmarge te behalen van 30 procent.