Met de economische agenda midden in het Q2 cijferseizoen, is het nog te vroeg om de balans op te maken van de gevolgen voor één van de ‘Leading Economic Indicators’ van het Amerikaanse Ministerie van handel, de S&P 500 aandelenindex.
De weekgrafiek van deze index wordt momenteel veel gebruikt om te laten zien hoe een uptrend er uit ziet. Sommige ‘handige’ internet marketeers knippen en plakken er zonder enige schroom de naam van een ander beleggingsinstrument boven en ik heb er zelfs al één betrapt die de weekgrafiek als de daggrafiek op zijn website plaatste om het gelijk van zijn systeem ‘aan te tonen’.
De S&P-index is een marktwaarde gewogen index, waarbij sinds 2005 rekening wordt gehouden met de free float, dat wil zeggen het percentage aandelen dat daadwerkelijk verhandelbaar is op de beurs. In de praktijk hebben veel van de 500 beursfondsen slechts een beperkte invloed op het verloop van de index. De tien grootste beursfondsen in de S&P 500 hadden een totaal gewicht van zo'n 21% in de index per eind februari 2018.(bron: Wikipedia)
De hiervoor genoemde weekgrafiek beweegt zich al vanaf het dieptepunt rond de 700 punten in week 11 van 2009 in een uptrend. Aan deze bullmarkt is in week 20 een voorlopig eind gekomen doordat Fase III werd bevestigd toen de 50MA via de ondergrens van 2600 punten binnenkwam. Al met al voor de trendfollowers een leuk ritje van minimaal 2100 punten.
En de kans is echter aanwezig dat de uptrend zich voortzet, want de intensiviteit van de 50MA lijkt nog niet af te nemen en verleden week werd de bovengrens van 2815 punten door de prijs voor de tweede keer getest. Zelf zou ik nog wel even mijn kruit droog houden tot na een uitbraak door de bovengrens en een sluit boven de ‘year high’ van 2877.4, voordat ik een kooporder zou overwegen.
Dit zou dan wel een kooporder voor een korte termijn en op een lager timeframe worden, want de kans dat de trend nog door zal stijgen, wordt kleiner naarmate deze voortduurt.