Gisteren werden in de twee grootste economieën ter wereld meevallende inflatiecijfers gepresenteerd. In de grootste economie ter wereld, vooralsnog de Verenigde Staten, piekte de inflatie in december op 7 procent. In november was dit nog 6,8 procent. De stijging naar 7 procent, het hoogste niveau sinds 1982, was voorspeld door de analisten. Beleggers reageerden opgelucht dat de inflatie niet weer hoger uitviel dan verwacht. Op maandbasis was de geldontwaarding 0,5 procent, meer dan de 0,4 procent waarop was gerekend maar flink lager dan de 0,8 procent in november. Gecorrigeerd voor energie- en voedselprijzen bedroeg de kerninflatie in december 0,6 procent. Op jaarbasis bezien is dit 5,5 procent waar 5,4 procent werd verwacht. De belangrijkste oorzaken van de stijging van het prijspeil zijn al langer bekend. Ook in december waren dit de kosten van energie (hoewel deze met 0,4 procent daalden ten opzichte van november) en de toeleveringsproblemen van diverse onderdelen en grondstoffen. Als gevolg van een tekort aan chips, en daarmee aan nieuwe auto’s, zijn occasions vorig jaar in de Verenigde Staten 37 procent duurder geworden. Amerikaanse benzine was in december 50 procent duurder dan een jaar eerder.
China
Ook in China, nu nog de tweede economie ter wereld, vielen de inflatiecijfers mee. Gisterochtend bleek dat de inflatie in het land van president Xi Jinping in december is gedaald naar slechts 1,5 procent waar er 1,8 procent werd verwacht. In november bedroeg de inflatie nog 2,3 procent. Op maandbasis daalde de inflatie van 0,4 procent in november naar 0,3 procent in de december. De Chinese producentenprijzen stegen met 10,3 procent nog altijd stevig, maar ook deze stijging was minder dan de 12,9 procent in november en de verwachte 11,1 procent in december. Analisten zien met deze gunstige inflatiecijfers de kans toenemen dat de Chinese Volksbank de rentetarieven zal verlagen om de kwakkelende Chinese economie te ondersteunen.
Hogere olieprijzen
De olieprijzen blijven intussen stijgen. Ook gisteravond settelde een vat West Texas Intermediate weer hoger en bereikte de prijs het hoogste niveau in 2 maanden. De Amerikaanse olieprijs kreeg een zetje in de rug van de afgelopen week gedaalde olievoorraden. Hoewel de Amerikaanse schalieolie-industrie weer volop draait, zijn de olievoorraden vorige week met 4,6 miljoen vaten afgenomen tot 413,3 miljoen stuks. Volgens het Amerikaanse energieagentschap EIA is dit het laagste niveau sinds 2018. Het EIA verwacht dat de Amerikaanse olieproductie naar een recordniveau zal stijgen. Waar er vorig jaar 11,2 miljoen vaten per dag werden geproduceerd, zal dit naar verwachting dit jaar stijgen naar 11,8 miljoen vaten per dag en in 2023 zelfs naar 12,4 miljoen vaten. Hiermee wordt de dagproductie van voor de coronapandemie overtroffen. Dit is geen leuk nieuws voor de leden van het oliekartel OPEC dat met een rem op de productie de olieprijs kunstmatig hoog probeert te houden. Maar vooralsnog is er niets aan de hand en stijgen de olieprijzen, ondanks een hogere productie, op een toenemende vraag nu het erop lijkt dat het hoogtepunt van de coronavariant Omikron geweest lijkt te zijn in diverse grote economieën (Nederland uitgezonderd).
Shell
De hogere olieprijzen zijn gunstig voor Royal Dutch Shell (AS:RDSa). Het aandeel, dat nu nog doorgaat voor Koninklijke Olie, is het goudhaantje in de lagere AEX in de eerste weken van dit jaar. Met een stijging van ruim 12 procent in slechts anderhalve week hoeft het alleen Arcelor Mittal (AS:MT) (+15,8 procent op hogere ijzerertsprijzen vanwege problemen bij een mijn in Brazilië) en Aegon (AS:AEGN) (+14,6 procent op de hogere Amerikaanse lange rente) voor zich te laten. Nog 1 week en dan is het gedaan met de notering van Royal Dutch Shell. In de aandelen van de inmiddels naar het Verenigd Koninkrijk verhuisde olie- en gasgigant zal op 28 januari voor het laatst gehandeld kunnen worden. Vanaf maandag 31 januari zal er op Euronext Amsterdam handel kunnen plaatsvinden in Shell plc.