Dit jaar lijkt de geschiedenisboeken in te kunnen gaan als een goed beleggingsjaar. Vorige week vrijdag sloten zowel de Dow, de S&P 500 als de Nasdaq 100 op de hoogste stand ooit. We hebben dit beleggingsjaar nog twee maanden voor de boeg. In die twee maanden kunnen zich uiteraard nog ontwikkelingen voordoen die het ofwel tot een nog beter jaar kunnen maken of iets van de glans afhalen. De AEX is de nieuwe maand in ieder geval in het groen uit de startblokken geschoten.
Eén ding is in ieder geval wel zeker, niet eerder vond zo’n omvangrijke stroom nieuw geld zijn weg naar de beurs. In de Verenigde Staten vloeit er gemiddeld een bedrag van tussen de vijf en tien miljard dollar per week naar beleggingsfondsen in aandelen. Dat is de afgelopen 20 jaar niet meer voorgekomen. Alleen dit jaar al vond in de Verenigde Staten 306 miljard dollar zijn weg richting beurs. De particuliere belegger die tijdens de rally, die eigenlijk al sinds 2009 bezig is, lange tijd aan de zijlijn stond, lijkt helemaal terug van weggeweest.
Ondertussen zitten institutionele beleggers met de handen in het haar. Daar waar zij gewoonlijk portefeuilles beheren die uit een aantal verschillende beleggingscategorieën zijn opgebouwd, moeten zij nu voortdurend herwegen binnen een beperkt scala aan mogelijkheden. In deze rally van oplopende aandelenkoersen zouden zijn hun belang in aandelen telkens moeten terugbrengen ten gunste van obligaties. De historisch lage rente weerhoudt hen daar echter van.
De voornaamste motor achter deze stroom van geld vormt natuurlijk het al jarenlange heel ruime monetaire beleid van de centrale banken wereldwijd. Daar kwam in de pandemie nog het expansieve fiscale beleid van de overheden bij. De liquiditeiten stromen daardoor wel heel rijkelijk door de markten. Omdat de rente, en zeker de reële rente, zich op historisch lage niveaus bevindt, hebben beleggers maar een beperkt aantal alternatieven voorhanden om hun geld de kans te geven in ieder geval enigszins te renderen.
Mede ondersteund door dit ruime geldbeleid rapporteren de beursgenoteerde bedrijven al meerdere kwartalen-op-rij resultaten die de toch al niet bescheiden verwachtingen ver overtreffen. Overvloedig geld en mooie bedrijfsresultaten zijn de ingrediënten voor een prima beleggingsklimaat. Beleggers vragen zich echter al wel enige tijd af hoe lang deze voor de beurs uitstekende omstandigheden kunnen blijven voortduren. Het razendsnelle herstel uit de pandemie heeft namelijk een oude bekende weer op het toneel doen verschijnen, de inflatie. Inflatie betekent niet alleen dat de prijzen stijgen, maar ook dat centrale banken in actie moeten komen. Dat doen centrale banken normaliter door de rente te verhogen. De centrale bank van Australië lijkt inmiddels het vertrouwen van beleggers te verliezen. Dat zorgde er afgelopen week voor dat de rente daar fors opliep. De markt daar schreeuwt daardoor bijna om een renteverhoging terwijl de Australische centrale bank tot op heden heeft aangegeven niet eerder dan 2024 een renteverhoging te willen doorvoeren. Inmiddels lijken de beleidsmakers down under te worden ingehaald door de realiteit. Deze week komen zij in ieder geval bijeen.
De rente is de belangrijkste factor in het bepalen van je beleggingsbeleid. Op basis van het rentepeil moeten immers niet alleen de verwachte toekomstige winsten van ondernemingen contant worden gemaakt, maar kunnen ook de waarderingen van andere beleggingen worden bepaald. De risicovrije rentevoet is de maatstaf aller dingen in de beleggingswereld.
We zullen daar de komende tijd nog genoeg over horen. Deze week zullen beleggers vooral op de Fed letten, want het is inmiddels november en er is aangekondigd dat dan echt zou worden begonnen met het afbouwen van het lopende opkoopprogramma van 120 miljard dollar per maand. En we weten allemaal dat een bekend adagium uit de financiële wereld luidt dat je als belegger ‘do not fight the Fed’. Ingaan tegen het beleid van de machtigste centrale bank leidt uiteindelijk tot verlies.