We hadden het in het verleden reeds over de problematiek inzake de toepassing van de taks op de beursverrichtingen (hierna “TOB”) voor rekeningen in het buitenland. Onlangs werd de wetgeving inzake dit thema aangepast en wij geven u hierna een samenvatting.
1. Ter herinnering
De taks op de beursverrichtingen (TOB) is van toepassing op de afstand en verwerving van roerende waarden en de inkoop van eigen kapitalisatieaandelen door een beleggingsvennootschap indien deze verrichtingen Belgische of buitenlandse openbare fondsen tot voorwerp hebben en ze in België worden aangegaan of uitgevoerd zijn.
De TOB is geen belasting op de meerwaarde noch op het vermogen ; alleen al de in- of verkoop van een effect dat onder het toepassingsgebied van de taks valt, volstaat om de taks invorderbaar te maken, ongeacht een eventuele waardevermeerdering of waardevermindering.
De TOB is een percentage van het bedrag van de verrichting. Drie aanslagvoeten zijn van toepassing, afhankelijk van de aard van het beleggingsproduct dat werd gekocht of verkocht : 0,12%, 0,35% en 1,32% – met een plafond van respectievelijk 1.300 €, 1.600 € en 4.000 € (zie overzichtstabel hierna).
De invorderbaarheid van de taks is gelinkt aan een geografisch criterium : de verrichting moet in België aangegaan worden of uitgevoerd zijn.
Tot 1 januari 2017 werd een verrichting beschouwd als zijnde aangegaan of uitgevoerd in België wanneer de opdrachtgever een in België gevestigde tussenpersoon van beroep inschakelde. Als de tussenpersoon in het buitenland gevestigd was, was geen TOB verschuldigd.
In die context ontsnapten de afstand en verwerving op een effectenrekening die een Belgische inwoner (particulier of rechtspersoon) in het buitenland had geopend, volledig aan de TOB.
Sinds 1 januari 2017 is de taks verschuldigd voor verrichtingen aangegaan of uitgevoerd op initiatief van een opdrachtgever met een gebruikelijke verblijfplaats in België, zelfs als deze een in het buitenland gevestigde tussenpersoon van beroep inschakelt.
Door deze geografische uitbreiding van het toepassingsgebied van de taks ontstaat inzake obligaties en verantwoordelijkheden een asymmetrie tussen de opdrachtgever die een in België gevestigde tussenpersoon inschakelt, en degene die met een in het buitenland gevestigde tussenpersoon werkt.
2. Taksplichtigheid, verplichtingen en sancties
In het eerste geval is de taksplichtige de tussenpersoon van beroep, wat betekent dat de opdrachtgever van alle verplichtingen en verantwoordelijkheden wordt vrijgesteld wat betreft de aangifte en de betaling van de taks. Bij elke verrichting houdt de tussenpersoon van beroep (bank, makelaar, ...) de taks automatisch af en stort ze door aan de schatkist. In dat geval is de TOB voor de opdrachtgever nauwelijks meer dan een economische bekommernis.
In het tweede geval is de opdrachtgever de taks verschuldigd.
Hij dient de taks dan aan te geven en de schatkist te betalen, tenzij hij bewijst dat de taks reeds werd vereffend.
Hij moet eerst het taksbedrag berekenen, wat niet zo eenvoudig is. Voor deze berekening moet hij immers in eerste instantie bepalen van welke aard de aan de TOB onderworpen effecten en/of verrichtingen zijn, om de juiste aanslagvoet te kunnen toepassen.
Als de verrichtingen bovendien in buitenlandse valuta werden aangegaan of uitgevoerd, moet de opdrachtgever ook de bedragen omzetten. Deze omzetting moet gebaseerd zijn op de wisselkoers voor deze valuta op de dag van de verrichting.
Tot slot moet hij de aangifte insturen en de betaling verrichten.
De taks moet betaald zijn, uiterlijk op de laatste werkdag van de tweede maand na de maand waarin de verrichting werd aangegaan of uitgevoerd, en de aangifte moet uiterlijk op de dag van betaling ingediend zijn.
Voor een verrichting in januari bijvoorbeeld moeten betaling en aangifte uiterlijk op 31 maart bij de belastingadministratie zijn.
Indien de aangifte niet werd ingediend, riskeert de taksplichtige opdrachtgever een boete van 50 € per week achterstand, met een maximum van 2.600 €.
Onjuistheden of weglatingen worden bestraft met een boete die gelijk is aan vijf maal het ontdoken recht, met een minimum van 250 €.
Tot slot worden ook interesten aangerekend vanaf de dag waarop de taks betaald had moeten zijn.
3. Beroep tot nietigverklaring
Bij het Grondwettelijk Hof werd een beroep ingediend om deze ongelijke behandeling nietig te laten verklaren.
Niet alleen het argument ongelijke behandeling werd naar voren geschoven, maar ook de inbreuk tegen de vrijheid van kapitaalverkeer en financiële diensten, die door de Europese verdragen werd ingevoerd.
Daarom werd een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat op 30 januari een arrest wees waarin het besloot dat de Belgische wetgeving niet in strijd is met het vrij verkeer van financiële diensten en kapitaal.
Het Grondwettelijk Hof moet nog uitspraak doen. Het lijdt niet de minste twijfel dat het het Hof van Justitie zal volgen wat betreft het verkeer van diensten en de vrijheid van kapitaalverkeer.
Er blijft nog een sprankeltje hoop dat het Hof oordeelt dat het door de Belgische Grondwet gewaarborgde gelijkheidsbeginsel wordt geschonden. Gezien het voorlopige arrest dat het Hof in dit verband op 8 november 2018 wees, beslist het Hof heel waarschijnlijk, zoals het voortaan wel meer lijkt te doen, dat de annulering (in voorkomend geval) alleen op de toekomst van toepassing is.
4. Conclusie
In tijden waarin almaar meer informatie wordt uitgewisseld (CRS, FATCA, ...) en het bezit van een rekening in het buitenland almaar meer verplichtingen inhoudt (aangifte van rekeningen aan de Nationale Bank van België, vermelding in de belastingaangifte, TOB, ...), moeten we ons misschien afvragen of fondsen niet beter weer naar België worden overgebracht.