Het officiële Amerikaanse banenrapport van afgelopen vrijdag kende mee- en tegenvallers. Per saldo was het aantal nieuwe banen met 431.000 lager dan verwacht, maar het werkloosheidspercentage van 3,6 procent was weer beter dan waarop vooraf werd gerekend. Dat betekent dat de arbeidsmarkt in de Verenigde Staten nog krapper is geworden. Ook de arbeidskosten zijn gestegen, want het gemiddelde uurloon steeg met 5,56 procent op jaarbasis. Daarmee blijft de loonstijging in de Verenigde Staten achter bij de inflatie. De participatiegraad nam eveneens iets toe en dat betekent dat er na de coronapandemie en alle lockdowns die dat met zich meebracht, meer mensen terugkeren naar de arbeidsmarkt. Deze cijfers zullen de Fed sterken in het beleid van monetaire verkrapping en het misschien wel sneller en steviger verhogen van de officiële tarieven dan waar door de markt nu nog op wordt gerekend.
De ECB lijkt nog steeds nog niet zo ver te zijn, al is de inflatie in de eurozone in het algemeen en die in Nederland in het bijzonder, torenhoog. Voor dergelijke percentages moeten we terug naar de jaren zeventig. De hoge energieprijzen zijn, net als in de jaren zeventig overigens, een grote drijver van deze hoge inflatie. Er zijn daarom steeds meer economen die waarschuwen voor de mogelijkheid van een recessie. Mocht het op de korte termijn zo ver komen, dan is het natuurlijk wel opmerkelijk dat die recessie niet zal ontstaan door het wegvallen van de vraag, maar juist door het wegvallen van het aanbod van grondstoffen. Bovendien dragen een aantal ontwikkelingen in China niet bij aan de feestvreugde. De belangrijke industriestad Shanghai is nu volledig in lockdown gegaan waardoor er ongetwijfeld fabrieken gesloten zullen blijven. Daarnaast zit de Chinese vastgoedmarkt nog altijd in een crisis en staat niet alleen Evergrande (HK:3333) maar nog veel meer Chinese vastgoedbedrijven op de beurs van Hong Kong genoteerd waar niet in gehandeld kan worden omdat de boeken (nog) niet op orde zijn. Tevens baart de opstelling van China richting Rusland wat betreft de Russische invasie in Oekraïne de westerse wereld zorgen. Want wat als er tegen China ook sancties zullen worden ingesteld om te proberen Xi Jinping tot andere gedachten te brengen?
Volgende week begint het cijferseizoen. Het wordt interessant om te zien wat de rapporterende bedrijven zullen zeggen over de invloed van de oorlog in de Oekraïne daarop. Tot op heden hebben analisten hun taxaties voor het eerste kwartaal voor de bedrijven uit de S&P 500 wel iets naar beneden bijgesteld met 0,7 procent, maar voor het hele jaar 2022 zijn deze juist met 2 procent verhoogd. Dat tweede is wel opmerkelijk, want er zal wel degelijk een aantal bedrijven hinder ondervinden van de gevolgen van de Russische inval in Oekraïne. Daardoor kunnen fabrieken minder produceren en de economische groei lager uitvallen en door de hogere kosten aan de inkoopkant zullen in een aantal gevallen de marges onder druk komen te staan. Van alle bedrijven uit de S&P 500 hebben er tot nu toe 67 een negatieve verwachting over het eerste kwartaal afgegeven. Dat is het hoogste aantal sinds het vierde kwartaal van 2019. Over de afgelopen drie maanden wordt een gemiddelde winstgroei verwacht van 4,7 procent.
Bovendien is de rente wel degelijk aan het stijgen. In Europa bijvoorbeeld is de rente de afgelopen vier maanden met een vol procentpunt gestegen. Hetzelfde geldt voor de Verenigde Staten. En waar de Nederlandse overheid in 2020 nog zo’n 2,3 miljard bespaarde qua rentelasten, zullen de rentelasten dit jaar waarschijnlijk minimaal 1 miljard euro hoger uitpakken. In een dergelijk renteklimaat kan de overheid niet langer voor Sinterklaas blijven spelen. Het maakt namelijk weer uit wat de Nederlandse staat met haar geld doet; wordt het geïnvesteerd in zaken die (op termijn) meer gaan renderen dan de rentelasten zijn, of wordt er nog meer geld uitgegeven aan zaken die alleen op korte termijn een doekje voor het bloeden zullen zijn. Bij dat laatste moet Kaag als minister van Financiën zich goed afvragen of dat soort uitgaven de moeite waard zijn. Het lijkt wel wat op de slogan; ‘Let op! Geld lenen, kost geld’, die kredietverstrekkers vanaf 2009 moeten toevoegen aan hun reclame-uitingen voor consumptief krediet, en die ervoor moet zorgen dat consumenten die geld willen lenen goed nadenken voordat ze daaraan beginnen.