De verkiezingscyclus
President Trump mag graag naar de beurs verwijzen wanneer hij zijn behaalde resultaten als president wil onderstrepen. Het feit dat ’s lands bekendste indices telkens weer nieuwe records breken zou het gevolg zijn van zijn beleid. Het is om die reden interessant te zien of de beurzen het inderdaad zo goed gedaan hebben in de eerste drie jaar van zijn regeerperiode. Daarbij kunnen we mooi gebruik maken van een theorie bedacht door de oprichter van de Stock Trader’s Almanac, Yale Hirsch, de presidential election cycle theory.
Niet buitengewoon
Op het moment van dit schrijven is de S&P 500 met 38 procent in waarde toegenomen vanaf de inauguratie van de president. Dat is helaas voor de president geen uitzonderlijk rendement. Sinds 1900 hebben in ieder geval vijf presidenten het beter gedaan, onder hen zijn voorganger Obama. Natuurlijk, zijn forse belastingverlaging en de verminderde regeldruk hebben bijgedragen aan een mooi beursresultaat, maar het was niet buitengewoon.
Presidentiële cyclus
Opvallend na drie jaar en met nog een jaar te gaan is wel dat de president het patroon van hier boven genoemde presidentiële cyclus redelijk volgt. De theorie zegt namelijk dat de eerste twee jaar van iedere zittingsduur van een president beneden gemiddelde rendementen opleveren. Het derde jaar is steevast het beste jaar terwijl er in het vierde jaar wel een positief maar geen bijzonder rendement gerealiseerd wordt.
Mooi, maar wat brengt 2020?
In het eerste jaar van Trump liep de S&P 500 met 19,4 procent op tegen een gemiddelde van 5,66 procent van alle presidenten. In zijn tweede jaar mocht Trump een verlies optekenen van 6,2 procent. Gemiddeld is het tweede jaar het slechtste jaar, maar wel met een kleine winst van 4,54 procent. Dan het derde jaar. Dat is gemiddeld het beste jaar met een rendement van 12,81 procent. Trump lijkt dit breed lachend te gaan overtreffen, de S&P 500 staat inmiddels op een winst van 25 procent. Nog een maand te gaan. Dan het vierde jaar. Dat is gemiddeld goed voor 5,71 procent. We moeten afwachten wat de beurs in 2020 voor ons in petto heeft.
Politiek kapitaal
Volgens de theorie heeft een net gekozen president in zijn eerste twee zittingsjaren het meeste politieke kapitaal. Hij – het was tot op heden nooit een zij – zal in deze periode zijn verkiezingsbeloften proberen te realiseren. Dat brengt nieuwe wetten en maatregelen met zich mee. De hierdoor veroorzaakte onrust is meestal niet goed voor de beurs, die immers van rust houdt op het politieke vlak. Na twee jaar volgen de midterm verkiezingen en niet zelden wint daar de oppositie. Als gevolg daarvan raakt de president zijn meerderheid kwijt en moet vervolgens verder als zogenaamde “lame duck”. Erg ingrijpende maatregelen kan hij dan niet meer nemen. Er ontstaat rust aan het politieke front en op Wall Street gaan de vlaggen uit. Het derde jaar is historisch dan ook het beste jaar. Hoe het vierde jaar verloopt is mede afhankelijk van de stand in de peilingen in aanloop naar de verkiezingen, maar bovengemiddelde rendementen worden er vaak niet meer gemaakt.
Uitzonderingen op de regel
Bij bovenstaande theorie dient uiteraard de kanttekening gemaakt te worden dat er altijd afwijkende jaren zijn waarin alles anders loopt. Het zijn gemiddelden. Zo zag Bush junior zijn vierde jaar – in zijn tweede termijn - op de beurs volledig in rook opgaan als gevolg van de kredietcrisis. Ook Clinton beleefde een niet erg goed vierde jaar. Het was het beruchte jaar 2000 waarin de beurzen stoom afbliezen na de wilde jaren 90. Maar alles bijeen genomen kan deze theorie wel enig houvast bieden aan beleggers in hun bespiegelingen voor het nieuwe jaar. We gaan straks Trump’s vierde zittingsjaar in. Hij heeft het op de beurs aardig gedaan, maar komt – nog - niet in de buurt van de hoofdprijs. Bovendien heeft hij toch een stok gevonden waarmee hij kan slaan, voor het verhogen van invoertarieven heeft een president immers geen meerderheid nodig in het Congres. Een kleine afwijking op de bovengenoemde theorie.