De teens lopen ten einde
Over een week is het tweede decennium van de 21e eeuw al weer ten einde. In de afgelopen tien jaar gebeurde er ontzettend veel in de wereld, maar laten we ons beperken tot de beurzen. Want voor beleggers was het, in tegenstelling tot de tien jaar die eraan vooraf gingen, zonder meer een winstgevende periode. Waar de eerste tien jaar van de eeuw nog gekenmerkt werden door twee zware crises – de internetbubble en de kredietcrisis – lieten de daarop volgende jaren een mooi herstel zien. Een belegger die dat ondanks de eurocrisis, de bankencrisis, Brexit, negatieve rentes, de verkiezing van Trump en de opkomst van het populisme had voorzien zou tien jaar geleden door niemand serieus zijn genomen. Tegen alle verwachtingen in lieten de beurzen record op record optekenen.
Een recessie bleef uit
Maar misschien wel het meest opmerkelijke feit van het afgelopen decennium was het uitblijven van een regelmatige bezoeker van het beurstheater. In de Verenigde Staten is het immers sinds het midden van de 19e eeuw niet meer voorgekomen dat er tien jaar passeerden zonder de komst van een ongewenste bezoeker: een economische recessie. In Europa kunnen we daar helaas niet over meepraten – de eurocrisis en de bankencrisis lieten hun sporen na – maar in de Verenigde Staten is het zo lang uitblijven van een recessie uitzonderlijk. Ook de tweelingbroer van een economische crisis – de berenmarkt – heeft de beurzen al meer dan tien jaar niet meer lastig gevallen. Natuurlijk waren er steevast correcties, maar dieper dan een daling van 20 procent ging het nooit.
Discrepantie tussen beurs en reële economie
Een ander opmerkelijk feit is de discrepantie tussen de groei van de economie en de groei op de beurzen. Waar de economie sinds de bodem van 2009 de snelheid had van een schildpad liepen de aandelenmarkten daarentegen als een haas. Hoewel bijzonder lijkt het één juist het gevolg van het ander te zijn. Want omdat de financiële crisis van 2008-2009 zo diep was duurde het herstel ervan langer dan gebruikelijk. Sterker, het herstel is nog steeds gaande. Al meer dan tien jaar groeit de economie onder het gebruikelijke gemiddelde na een crisis. Mede daardoor bleef een hoge inflatie uit. En dat stelde de centrale banken weer in staat een ruimer dan normaal monetair beleid te voeren, gekenmerkt door een grootschalig opkoopbeleid en historisch lage rentes. En dat ruime geldbeleid bleek één van de motoren van de al jaren voortrazende stierenmarkt.
Het juiste recept
In tegenstelling tot vroeger lijken de centrale banken het juiste recept voor de economie en de beurs gevonden te hebben: een matig maar geleidelijk groeiende economie, lage rentes en gestaag oplopende beurskoersen. En dat notabene in van een steeds onrustiger geopolitiek landschap. Maar is dat wel zo? Voor beleggers waren de afgelopen tien jaar inderdaad niet te versmaden. Zo realiseerden beleggers in de S&P 500-index tien jaar lang een rendement van gemiddeld 13,5 procent per jaar. In euro’s gemeten kwam dat zelfs neer op 16,5 procent per jaar. De AEX-index deed het met minder, maar een rendement van 9,77 procent gemiddeld per jaar is ook niet slecht. Ook beleggers in vastgoed en obligaties hadden niets te klagen. De rente speelde daarbij een dominante rol. Zo stond de tien-jaars rente in de Verenigde Staten aan het begin van het decennium nog op 3,84 procent, in de zomer van dit jaar zakte deze zelfs onder de 1,5 procent.
Werknemers hadden het nakijken