Trump klaagt Dow Jones, News Corp en Murdoch aan wegens smaad
Onrust op de beurzen
Het conflict tussen Israël en Iran heeft de onrust op de beurzen opnieuw doen oplaaien. Na de eerste bombardementen zakte de AEX-index met 3 procent van 940 punten vorige week naar 909 punten gisteren. De prijs van goud steeg in een week tijd met 5 procent. Het meest in het oog sprong de olieprijs. Een vat Brent deed voor de aanval nog 66 dollar, nu 76 dollar, 15 procent hoger. Beleggers maken zich zorgen over de gevolgen van een hogere olieprijs voor de wereldeconomie. Er wordt gevreesd dat Iran de Straat van Hormuz afsluit.
120 dollar
Er wordt door zakenbanken een olieprijs van 120 dollar voorspeld. Mocht Iran de zeestraat voor scheepvaartverkeer afsluiten zou dat immers rampzalige gevolgen voor de olietoevoer van de hele wereld kunnen hebben. Zo zou maar liefst 20 procent van alle olie door de straat van Hormuz gaan. Een hogere olieprijs jaagt de inflatie weer omhoog. Een lagere rente kunnen we dan voorlopig wel vergeten. Dat terwijl de economische groei toch al vertraagt door de handelsoorlog. De geschiedenis leert ons echter dat dergelijke angsten vaak schromelijk worden overdreven. Geopolitieke schokken komen weliswaar snel, maar de gevolgen voor de markten verdwijnen na verloop van tijd ook weer.
Afsluiten niet waarschijnlijk
Iran is goed voor ongeveer 3 procent van de wereldproductie van olie. Dat is wel substantieel, maar aanmerkelijk minder dan het aandeel van de VS, Saoedi-Arabië en Rusland. Iran dreigt wel met het afsluiten van de straat, maar de kans dat het daadwerkelijk gebeurt lijkt minder groot. Het merendeel van de Iraanse olie-export vindt zijn weg naar China. De Chinese economie staat er toch al niet zo goed voor. Het zou nog meer schade veroorzaken. Afsluiting van deze belangrijke slagader zal door de Chinese autoriteiten niet erg op prijs worden gesteld.
Minder schaars
Daarnaast is olie minder schaars dan vroeger. De VS zijn – in tegenstelling tot vroeger – tegenwoordig de grootste exporteur. Zij beschikken (nog) over ruime hoeveelheden aan schalie-olie. Maar ook de OPEC heeft de nodige reservecapaciteit. Naar schatting 2,5 keer de volledige Iraanse export. Het belang van olie voor de wereldeconomie is weliswaar nog steeds groot, maar wel afgenomen. In de jaren ’70 was 0,12 ton aan olie-equivalent nodig om een eenheid economische output te genereren. Dat is tegenwoordig nog maar 0,05. Dat is het gevolg van efficiënter gebruik van brandstoffen. Maar ook van de komst van alternatieven als wind- en zonne-energie en waterkracht.
Kans lijkt niet zo groot
Het afsluiten van de Straat van Hormuz zal bovendien Saoedi-Arabië ontstemmen. Ook hun olie moet door deze straat. Beide landen staan al niet bepaald op goede voet met elkaar. Tenslotte is afsluiten van de straat een actie die Iran zelf ook voor de nodige problemen zal stellen. De marine van Iran zou wellicht passerende oliecontainers kunnen lastigvallen, maar beschikt simpelweg niet over de capaciteit om de straat langdurig effectief af te sluiten. Een kat in het nauw kan rare sprongen maken, zeker Perzische. Maar de kans lijkt klein dat Iran daadwerkelijk tot afsluiting van de straat over gaat.
Tijdelijke gevolgen
Het conflict in het Midden-Oosten zal slechts tijdelijke gevolgen hebben op de financiële markten. De inval van Rusland in Oekraïne was anders. Rusland was en is een veel grotere producent van olie en aardgas dan Iran. De economische gevolgen zouden langer doorwerken in de wereldeconomie. Het duurde 18 maanden voordat met name de VS de rol van belangrijkste gasleverancier van de EU zouden overnemen. Bovendien was Rusland voor de inval in Oekraïne geen internationale paria die overal van was buitengesloten. Dat in tegenstelling tot Iran. Maar ook na de inval in Oekraïne herstelde de olieprijs weer. Zes maanden na de inval was de olieprijs weer gezakt tot onder het niveau van ervoor.
Vraag en aanbod bepalen de prijs
Het wapengekletter in het Midden-Oosten leidt nu tot een hogere olieprijs. Het kan een hogere inflatie tot gevolg hebben. Het zal echter slechts van tijdelijke aard blijken te zijn. Uiteindelijk wordt de prijs voor een vat olie bepaald door vraag en aanbod. De grootste stijgingen van de olieprijs waren in de geschiedenis meestal het gevolg van een toenemende vraag. De forse prijsstijging tussen 2000 en 2008 was vooral het gevolg van een booming wereldeconomie en de opkomst van China. De olieprijs naderde zelfs de 150 dollar per vat in 2008. Volgens sommigen de ware reden van de kredietcrisis van 2008-2009.
Mooie kansen voor beleggers
De vraag naar olie is momenteel minder groot omdat de wereldeconomie vaart mindert. Mocht er dan toch een tekort ontstaan dan is er nu nog voldoende reservecapaciteit. De onzekerheid omtrent het wapengekletter in het Midden-Oosten zal echter van tijdelijke aard zijn. De koersdalingen lijken beleggers juist weer kansen te bieden.