De persconferentie van Mario Draghi heeft niets afgedaan aan de speculaties dat de Europese Centrale Bank (ECB) haar monetair beleid binnenkort weer zal moeten versoepelen. De aftredende president zei woensdag dat de gegevens sinds de laatste beleidsvergadering van de bank hebben bevestigd dat de vertraging eind 2018 “zich voortzet in het huidige jaar” en dat de risico’s voor de economie nog steeds naar de negatieve kant overhellen. De oorzaken ziet hij in geopolitiek, handelsconflicten en “kwetsbare opkomende markten.”
Draghi gaf met name subtiele kritiek op de Amerikaanse president Donald Trump, wiens herhaalde dreigementen van importtarieven zouden hebben bijgedragen aan de verzwakking van het bedrijfsvertrouwen.
Vorige maand had de ECB haar plan voor de rest van het jaar al bekendgemaakt, toen zij haar vooruitzichten voor de toekomst veranderde en de geplande renteverhoging voor dit jaar van de tafel haalde. Ook had de bank een nieuwe ronde langlopende leningen, bekend als TLTRO's, aangekondigd met een startdatum in september.
De weinige details over de TLTRO’s bij die publicatie lieten echter de vraag open of de bank daadwerkelijk de monetaire voorwaarden zou versoepelen, of dat ze gewoonweg de bestaande toegang tot krediet wilde verlengen en de voorwaarde nog niet zo vroeg wilde aanscherpen. Draghi wees op woensdag herhaalde uitnodigingen af om die dubbelzinnigheid op te helderen. Hij zei dat het onderwerp pas tijdens de volgende vergadering van de Raad van Bestuur in juni besproken zou worden.
“We hebben meer informatie nodig,” was een vaak gehoord antwoord. Draghi weigerde ook een direct antwoord te geven op de vraag of zijn verwijzingen naar een verzacht effect van de negatieve rentetarieven een eerste stap zouden zijn in de richting van een nog verdere verlaging van de ECB-depositorente van het huidige niveau van -0,4%. Zijn opmerkingen worden namelijk door de meeste analisten zo geïnterpreteerd.
ECB: antwoorden in juni
Eind juni zou het duidelijker moeten zijn of, en hoe sterk en snel, de eurozone zich zal herstellen van een vertraging die nog steeds niet op zijn beloop lijkt te zijn. De toekomstgerichte indicatoren in Duitsland zijn nog steeds somber: de inkomende orders daalden in februari met 4,2% en de verwachtingscomponent van IFO’s zakelijk sentiment blijft dicht bij het laagste punt in zeven jaar, ondanks het feit dat deze in maart licht is gestegen.
“Terwijl de ECB probeert optimistisch te klinken, is zij zich aan het voorbereiden op negatieve scenario’s.” Dat zegt Jan von Gerich van Nordea Markets. “Wij denken dat er nog meer renteverlagingen in de pijplijn zitten. Meer slechte macrogegevens kunnen nu gemakkelijker de markt in de richting van een dergelijke ingreep drijven.”
Draghi keerde meer dan eens terug naar zijn recente standpunt dat de ECB voldoende instrumenten tot haar beschikking heeft om de inflatie weer op peil te krijgen na jaren van laag inzetten. Maar het inflatiepercentage in de eurozone daalt al tien jaar, ondanks dat er steeds onorthodoxere stappen zijn genomen om het te keren. Na een daling tot 0,8% op jaarbasis in maart, bedraagt de inflatie minder dan de helft van het gewenste percentage.
Draghi lijkt te suggereren dat de centrale bank de economie van de eurozone warm laat draaien door te zeggen dat er “geen impliciet plafond” was in haar doelstelling voor de middellange termijn van iets onder de 2%. Dit nodigt de inflatoire krachten – of het nu gaat om hogere loonafspraken of zwakke wisselkoersen – uit om hun geluk te beproeven.
Dat zou mooi zijn. Maar de inflatie blijft ongrijpbaar. En juist nu de Federal Reserve is begonnen om haar snelheid op te voeren, is de tijd voor de ECB om de rentetarieven in deze cyclus te verhogen misschien wel voorbij.