Bij gebrek aan ander nieuws trappen de Europese beleggers de dag af met tegenvallende Chinese handelscijfers en dat terwijl de inkoopmanagersindex voor de verwerkende industrie in China vorige week ook al teleurstelde. De wereldwijd afzwakkende vraag naar goederen laat zich voelen. Afgelopen maand daalde de Chinese export ten opzichte van een jaar eerder met 7,5 procent. Dat is veel meer dan de verwachte daling van 1,8 procent. Het is de eerste daling sinds januari en een flinke terugval ten opzichte van de nog 8,5 procent groei in april. Daarnaast daalden de importen met 4,5 procent wat een slechte voorbode kan zijn voor toekomstige exporten. China importeert immers veel goederen die vervolgens in eindproducten voor de export worden verwerkt.
Juist nu de buitenlandse handelsactiviteiten tegenvallen moet China het meer en meer van de binnenlandse consumptie hebben, maar ook daar valt het tegen. En dat terwijl we er met z’n allen op gerekend hadden dat de Chinese economie dit jaar fors zou herstellen nadat er eind 2022 een einde kwam aan het strenge zero-covidbeleid. In een eerste aanzet om de binnenlandse consumptie te stimuleren, heeft de Chinese regering de grote banken gevraagd de rente te verlagen. De financiële markten zullen dat fijn vinden, maar of de consument daardoor meer gaat uitgeven?
De jarenlange lockdowns hebben een wissel getrokken op de behoeftes van de consument. Die gaan liever consuminderen en ervaringen opdoen. Dus geen nieuw Gucci tasje meer, maar liever reizen of aan je gezondheid werken door te sporten. Daarnaast zit er ook een grote groep zonder werk. Zo is de werkloosheid onder de jeugd (tot 24 jaar) gestegen tot boven de 20 procent. De kans is dan ook groot dat de Chinese regering, om sociale onrust te voorkomen, meer stimuleringsmaatregelen zal aankondigen om de economische groei een duwtje in de rug te geven. Daar houden wij beleggers wel van. Voor een te hoog lopende inflatie hoeft de Chinese regering in ieder geval niet bang te zijn. Die is de afgelopen maanden tot onder de één procent gedaald.
Shell Energy trekt de stekker uit de retail-activiteiten
Vanwege het slechte rendement heeft Shell (AS:SHEL) besloten te stoppen met het leveren van energie aan particulieren in Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Dat is slechts vijf jaar na het betreden van deze markt door de overname van First Utility in het Verenigd Koninkrijk. Een woordvoerder van het concern verwijst daarbij naar de moeilijke marktomstandigheden als gevolg van het Rusland-Oekraïne conflict. Het nieuws komt overigens niet helemaal uit de lucht vallen. CEO Wael Sawan meldde kort na zijn aantreden in januari al dat hij hiervoor een strategisch onderzoek zou laten uitvoeren.
In het Verenigd Koninkrijk gaat het om zo’n 1,34 miljoen huishoudens en daarvoor heeft zich al een aantal kopers gemeld. In Duitsland betreft het zo’n 110.000 klanten en in Nederland ongeveer 12.500.
Op de zakelijke markt blijft Shell Energy nog wel actief in Australië en de Verenigde Staten. Ook met de overige duurzame retail-activiteiten blijft Shell doorgaan. Zo nam het concern onder andere in maart nog het Amerikaanse elektrische laadpalennetwerkbeheerder Volta over. Dit bedrijf dat naar schatting 1,4 miljard dollar waard was toen het in 2021 via een SPAC naar de beurs trok kon, nadat het al z’n cash verbrand had, door Shell worden opgeraapt voor 169 miljoen dollar. Sawan gooit nu de strategie van zijn voorganger Ben van Beurden niet overboord, hij verlegt hooguit wat accenten. Binnen de hernieuwbare tak verschuiven de investeringen naar de onderdelen waar voor Shell de meeste waard zit.